Waarom dit onderzoek?
De werkdruk voor radiologen tijdens diensturen is vermoedelijk toegenomen onder invloed van een groeiende zorgvraag en technologische vooruitgang in het medisch beeldvormend onderzoek. Deze werkdruk bedreigt de diagnostische accuratesse alsook het mentale welbevinden van de medicus. Beter inzicht in de veranderende werkdruk is derhalve nodig om tot…
Artikelinformatie
Aanvaard op
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2021;165:D5790
Vakgebied
2006 was uitschieter.
Met belangstelling heb ik het artikel “In het Kort” van Wolters gelezen getiteld “Radioloog blootgesteld aan steeds meer CT-onderzoek” en de twee commentaren. Het artikel geeft in het kort weer wat de auteurs Bruls en Kwee in Insights Imaging hebben geschreven over de werkbelasting van radiologen in diensttijd. Wolters noemt twee getallen uit het onderzoek uitgedrukt in RVU’s, namelijk 15712 in januari 2007 (abusievelijke staat er 1997) en 24 584 in januari 2020. Dat betekent een toename in werklast van 62% (1,62 keer de werklast in 2007 of 162%). Dat wil zeggen een jaarlijkse toename van 3,5 % tussen de genoemde jaren.
Tot mijn verbazing zie ik in het commentaar van Veldhuis een 4 maal vergrote werklast (400%) over de jaren 2006-2020 aangehaald uit Bruls en Kwee, terwijl hijzelf in zijn kliniek een toename registreert van 600% en een jaarlijks toename van 14% over de afgelopen 15 jaar.
Eén blik in het artikel van Bruls en Kwee wijst onmiddellijk de boosdoener aan. Het jaar 2006 is een uitschieter! Met een werkbelasting van 6187 RVU in 2006 en 15712 RVU in 2007 neemt in één jaar tijd de belasting toe met 245% (2,45 keer zo zwaar). Daardoor komt de toename van 2006-2020 uit op 397% (abusievelijk staat bij hen 297%). Dat is dus de 400% die Veldhuis noemt. Bruls en Kwee geven geen verklaring voor deze uitschieter, maar het lijkt mij verstandig om deze uitschieter niet op te nemen in de berekeningen. Vanaf 2007 blijven de variaties in de werkbelasting namelijk binnen verklaarbare normen.
Ik ben wel heel benieuwd naar de cijfermatige onderbouwing van de getallen die Veldhuis noemt voor zijn kliniek.
Quarles van Ufford et. al. ervaren ook een toename van de werkbelasting in diensttijd. Zij noemen geen getallen, maar nemen organisatorische maatregelen, onder andere met de invoering van een “dedicated” radioloog in de dienst. Dat is een te prijzen aanpak van het probleem. Jammer is dat zij met een grappig aandoende anekdote van de discussie een karikatuur maken. Ook in de jaren tachtig van de vorige eeuw waren er radiologen die hun vak serieus opvatten door de invoering van een nachtradioloog.[1] Ik kreeg mijn groep toentertijd niet zover.
1. Fries, J.W., Night radiology. American Journal of Roentgenology, 1985. 145(5): p. 1091-1092.
dr. K.J. Simon, radioloog in ruste, Liempde
reactie van auteur
Dank, collega Simon, voor uw scherpe blik op het artikel. Ik ben het met u eens dat 2006 geen representatief jaar lijkt, en de (relatieve) toename beter op waarde te schatten is vanaf 2007. Dit was voor mij eveneens de reden om in het korte samenvattende artikel de vergelijking ten opzichte van 2007, in plaats van 2006, te schetsen.
Het jaartal '1997' is inderdaad abusievelijk vermeld en moet uiteraard '2007' zijn; ik verzoek de eindredactie om zo mogelijk deze in de online publicatie te corrigeren.
Frank Wolters, arts-epidemioloog
Uitschieters
"2006 is een uitschieter!" schrijft collega Simon in een scherpe analyse.
Ik kan niet spreken voor de ruwe data van Bruls en Kwee, maar om te bepalen of 2006 een uitschieter (omlaag) is of dat er sprake was van een reële snelle stijging zou je de cijfers van 2004 en 2005, en liefst daarvoor, ook willen zien.
Ik kan wel spreken voor mijn eigen analyse. Daar zie ik een dergelijke uitschieter naar beneden niet.
Wat ik wel zag was een uitschieter naar bóven, in 2016/2017. Ik had, door 2017 als eindpunt te nemen, de percentages dus nóg hoger kunnen doen uitkomen. Om begrijpelijke redenen heb ik dat niet gedaan: ik had meer data dus dan laat je die ook zien. Omdat pandemie-jaar 2020 zoals we allemaal weten écht afweek van de norm, is alle data tot de laatste seconde van 31 december 2019 meegenomen in de analyse. Zie de grafiek hier: bit.ly/WerklastRadioloog
Collega Simon noemt 2006 "de boosdoener". Ik vermoed dat Bruls en Kwee niet hebben willen zeggen dat radiologen 15 jaar geleden niet hard werkten of hun werk niet serieus namen. Dat is in ieder geval geenszins mijn bedoeling geweest. Ik werkte 15 jaar geleden ook hard en serieus. Nu net zo serieus, en nog veel harder.
Belangrijker dan de discussie of de getalsmatige stijging nou becijferd moet worden als 600% in 15 jaar of 300% in 10 jaar tijd, is dat de stijging in hoeveelheid werk enorm is. Niet alleen zijn de scans in aantal toegenomen, ook in hoeveelheid te bekijken plakken en scan-fasen, en beschikbare en dus mee te beoordelen oude onderzoeken, is de stijging groot. En die, zeer reële, stijging staat nog los van de genoemde MDOs. Voor mij persoonlijk, als oncologische abdomen- en mamma-radioloog neemt het voorbereiden en doen van MDOs nu 50% van mijn tijd in beslag. Dát is waar de discussie over zou moeten gaan.
Dát en hoe we zoveel mogelijk jonge klaren een kans geven deze berg fantastisch leuk werk te overwinnen.
W.B. Veldhuis, radioloog, UMC Utrecht