Samenvatting
Het tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen, in het bijzonder ademhalingsbeschermingsmaskers, is een zeer urgent probleem in de huidige COVID-19-pandemie. Adequate bescherming van zorgpersoneel is essentieel voor de continuïteit van de zorg. De beschikbare middelen dienen daarom optimaal te worden ingezet. Dit vraagt om een zorgvuldige afweging van welk type ademhalingsbeschermingsmasker in welke situatie geïndiceerd is. Chirurgische mondneusmaskers voldoen in de meeste situaties. FFP-maskers worden aangeraden tijdens aerosolvormende handelingen bij zowel verdachte als bewezen COVID-19-patiënten. Wij beschrijven de eigenschappen waaraan FFP-maskers moeten voldoen en waar ze voorafgaand aan gebruik op getest moeten worden. Ademhalingsbeschermingsmaskers kunnen efficiënter worden ingezet door risicomomenten te combineren, maskers langduriger te gebruiken en gebruikte maskers na decontaminatie te hergebruiken. Wij pleiten ervoor dat alle verenigingen binnen de Federatie Medisch Specialisten de adviezen in dit artikel overnemen. Zo zorgen we samen voor maximale veiligheid voor iedereen.
artikel
Het tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen, in het bijzonder ademhalingsbeschermingsmaskers (ABM), is een zeer urgent probleem in de huidige COVID-19-pandemie. Adequate bescherming van zorgpersoneel is essentieel voor de continuïteit van de zorg. De beschikbare middelen dienen daarom optimaal te worden ingezet.
Het doel van dit artikel is om zoveel mogelijk inzicht te geven in de transmissieroute van SARS-CoV-2 en de beschermende functie van de verschillende soorten mondneusmaskers. Ook gaan wij in op het efficiënt inzetten van ABM, inkoop via alternatieve kanalen en eigen productie.
Welk ademhalingsbeschermingsmasker?
In het begin van de COVID-19-uitbraak in Nederland bestond veel onduidelijkheid over hoe het veroorzakende virus verspreid werd en hoe ernstig de gevolgen van besmetting waren. Om gezondheidsmedewerkers tijdens de verzorging en behandeling van patiënten met luchtwegklachten niet aan onbekende risico’s bloot te stellen, is toen gekozen voor het gebruik van FFP2-maskers (‘FFP’ staat voor ‘filtering facepiece particles’; de ‘2’ geeft de mate van bescherming tegen aerosolen aan). Als gevolg van de dreigende tekorten aan deze maskers is er nu, ruim twee maanden later, behoefte om het nut en de noodzaak van FFP2-maskers ter bescherming tegen COVID-19 beter te beargumenteren. Het uitgangspunt hierbij is dat een masker gezondheidsmedewerkers adequate veiligheid moet bieden bij de verzorging en behandeling van COVID-19-patiënten.
COVID-19 is een druppelinfectie, wat betekent dat het virus vooral wordt overgedragen via de grote druppels die vrijkomen bij hoesten of niezen. Deze druppels komen door de lucht niet veel verder dan anderhalve meter. Ze kunnen voor besmetting zorgen als ze worden ingeademd, maar ook door direct of indirect contact, dus via handen of voorwerpen.1,2 Tot op heden zijn er bij patiënten met COVID-19 geen harde aanwijzingen voor aerogene transmissie, tenzij handelingen worden uitgevoerd die veel aerosolen produceren (tabel).1
Het belangrijkste verschil tussen FFP-maskers en spatbestendige chirurgische mondneusmaskers is dat FFP-maskers in artificiële laboratoriummodellen beschermen tegen rondzwevende aerosolen,3 terwijl chirurgische mondneusmaskers daarop niet getest zijn. Al vóór de huidige COVID-19-uitbraak is echter in verschillende onderzoeken aangetoond dat er geen verschil is in de prevalentie van influenza – ook een druppelinfectie – en andere virale luchtweginfecties onder zorgpersoneel dat tijdens contact met patiënten een N95-masker droeg (vergelijkbaar met FFP2) en medewerkers die een chirurgisch mondneusmasker droegen.4-6
Op basis van de huidige inzichten in de transmissieroute van SARS-CoV-2 hebben onder andere de Nederlandse Vereniging voor Medisch Microbiologie (NVMM), de World Health Organisation (WHO) en de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) het standpunt ingenomen dat een spatbestendig chirurgisch mondneusmasker in de meeste situaties voldoende bescherming biedt voor gezondheidsmedewerkers die patiënten met COVID-19 moeten verzorgen. Ook in de huisartsenpraktijk volstaat vrijwel altijd een chirurgisch mondmasker. Een uitzondering geldt voor medische handelingen waarbij veel aerosolen vrij kunnen komen (zie de tabel).1,7,8 Hierbij moet worden opgemerkt dat bij álle typen ABM de overige basismaatregelen, zoals handhygiëne, goed moeten worden uitgevoerd. Zonder adequate handhygiëne kunnen druppels immers via handen en voorwerpen alsnog worden overgebracht op de slijmvliezen (ogen, neus, mond).
Het dringende advies is dan ook om, zeker in tijden van schaarste, de keuze voor een mondneusmasker aan te laten sluiten op de werkzaamheden van de verschillende medewerkers. De FFP2-maskers worden aangeraden tijdens aerosolvormende handelingen bij zowel verdachte als bewezen COVID-19-patiënten. Het is op dit moment niet duidelijk of er een verschil is tussen FFP1- en FFP2-maskers in de mate van bescherming tegen SARS-CoV-2 en andere coronavirussen bij aerosolvormende handelingen.
Aan welke eisen moeten FFP-maskers voldoen?
Alle FFP-maskers moeten voldoen aan de volgende eigenschappen:
- De doorlaatbaarheid van het filtermembraan moet voldoen aan de EN 149:2001 norm.3 Deze Europese norm beschrijft de beschermingsklasse voor FFP-maskers tegen aerosolen waarbij de filterpenetratie, randlekkage, ademweerstand en het opnamevermogen worden geëvalueerd. Buiten Europa worden andere standaarden gebruikt, waarvan het CDC een overzicht heeft gemaakt.8
- De pasvorm moet voldoen, waarbij de totale lekkage binnen de EN 149:2001 norm van 8% (FFP2) of 22% (FFP1) moet blijven.3 De pasvorm wordt beïnvloed door de stijl van het masker en de manier waarop deze wordt vastgemaakt. Modellen die met een elastiekjes achter de oren worden vastgemaakt zijn hierin meestal inferieur aan modellen met 2 rubber banden of modellen die gestrikt moeten worden, omdat deze laatsten beter versteld kunnen worden.
- De buitenlaag moet bestand zijn tegen spatten en druppels, zoals beschreven in de EN 13274-7:2019 norm.9
- Het draagcomfort moet goed zijn. Dit is afhankelijk van de binnenlaag en de pasvorm.
Efficiënt gebruik van ademhalingsbeschermingsmaskers
Andere mogelijkheden om gezondheidsmedewerkers ondanks de huidige tekorten adequaat te kunnen blijven beschermen, zijn aanpassingen van het werkpatroon (‘workflow’) om risicomomenten te combineren. Ook kunnen maskers langer gedragen worden dan gebruikelijk. Mondneusmaskers kunnen veelal maximaal 3-4 uur aan één stuk gedragen worden, of tot het moment waarop de ademhalingsweerstand te hoog wordt. Bij de zorg voor meerdere patiënten achter elkaar hoeven maskers dus niet na iedere patiënt gewisseld te worden.
Daarnaast is er de afgelopen weken ervaring opgedaan met de decontaminatie van gebruikte maskers. Er zijn veel verschillende typen maskers in omloop en van ieder type masker moet apart worden gevalideerd of het bestand is tegen decontaminatie. Wij adviseren om gebruikte FFP-maskers die niet zichtbaar verontreinigd zijn en waarvan het type het toelaat, na decontaminatie opnieuw te gebruiken. Zorginstellingen moeten afspraken maken met centra waar de decontaminatie plaats kan vinden.
Inkoop via alternatieve kanalen en eigen productie
Momenteel worden door zowel individuele instellingen als de centrale inkoop voor Nederland via verschillende wegen FFP-maskers naar Nederland gehaald. Recent is gebleken dat de kwaliteit van de mondneusmaskers die wereldwijd op de markt zijn en die ook in Nederland worden aangeboden, tekort kan schieten.10 In 2018 is al beschreven dat verschillende mondneusmaskers die worden aangeboden op de Chinese markt, niet adequaat beschermden tegen fijnstofdeeltjes.11 Dit kwam doordat de filterpenetratie onvoldoende was, maar vooral ook doordat de randlekkage opliep tot 68%.
De doorlaatbaarheid van het filtermembraan en de vochtbestendigheid van de buitenlaag kunnen door de Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) beoordeeld worden. TNO of een aangewezen ziekenhuis zouden daarnaast fit-tests bij een twintigtal medewerkers van verschillend geslacht en met verschillende gelaatsvormen moeten uitvoeren, om de pasvorm en het draagcomfort te beoordelen.
Zogenoemd ‘meltblown’ (‘non-woven’) polypropyleen, het materiaal dat normaal gesproken wordt gebruikt als filterlaag in ABM, is momenteel schaars. Daarom worden in veel landen nu maskers gemaakt van alternatieve materialen. Ook Nederland zou de mogelijkheden voor productie van FFP-maskers op basis van alternatieve materialen moeten onderzoeken en moeten verkennen hoe opgeschaald kan worden tot grootschalig productie zodra het juiste filtermateriaal beschikbaar komt. Bovendien bevelen wij aan om ter voorbereiding op een volgende ‘COVID-19’-seizoen productiefaciliteiten in Nederland op te bouwen.
Tot slot
Wij pleiten ervoor dat alle verenigingen binnen de Federatie Medisch Specialisten zorgvuldig afwegen welk type ademhalingsbeschermingsmasker in welke situatie geïndiceerd is, dat ziekenhuizen stappen ondernemen om de beschikbare ABM zo efficiënt mogelijk in te zetten en dat het ministerie van VWS de kwaliteit van geïmporteerde ABM op nationaal niveau toetst. Zo zorgen we samen voor maximale veiligheid voor iedereen.
Literatuur
World Health Organisation. Rational use of personal protective equipment for coronavirus disease (COVID-19): Interim guidance, 27 February 2020. https://apps.who.int/iris/handle/10665/331215, geraadpleegd op 6 april 2020.
RIVM. LCI richtlijn ‘COVID-19’. https://lci.rivm.nl/richtlijnen/covid-19, geraadpleegd op 6 april 2020.
Respiratory Protective Devices - Filtering half masks to protect against particles - Requirements, testing, marking. EN 149:2001+A1:2009. Brussel: European committee for standardization; 2009.
Loeb M, Dafoe N, Mahony J, et al. Surgical mask vs N95 respirator for preventing influenza among health care workers: a randomized trial. JAMA. 2009;302:1865-71. Medline
Radonovich LJ Jr, Simberkoff MS, Bessesen MT, et al. N95 Respirators vs medical masks for preventing influenza among health care personnel: a randomized clinical trial. JAMA. 2019;322:824-33. Medline
Long Y, Hu T, Liu L, et al. Effectiveness of N95 respirators versus surgical masks against influenza: a systematic review and meta-analysis. J Evid Based Med. 13 maart 2020 (epub). Medline
Nederlandse vereniging voor Medische Microbiologie. Advies aan OMT betreffende Ademhalingsbeschermingsmaskers voor COVID-19. Versie 3; 18 maart 2020. www.nvmm.nl/media/3421/advies-ademhalingsbeschermingsmaskers-voor-covid-180320_v3_def.pdf, geraadpleegd op 6 april 2020.
Centers for Disease Control and Prevention. Coronavirus Disease 2019 (COVID-19). N95 Respirators. Strategies for optimizing the supply of N95 Respirators. www.cdc.gov/coronavirus/2019-ncov/hcp/respirators-strategy/crisis-alternate-strategies.html, geraadpleegd op 6 april 2020.
Respiratory protective devices - Methods of test - Part 7: Determination of particle filter penetration. European Standard; 2019.
Van den Brink R. Honderdduizenden Chinese mondmaskers teruggeroepen uit Nederlandse ziekenhuizen. NOS Nieuws, 28 maart 2020.
Cherrie JW, Apsley A, Cowie H, Steinle S, Mueller W, Lin C et al. Effectiveness of face masks used to protect Beijing residents against particulate air pollution. Occup Environ Med. 2018;75:446-52. Medline
Bescherming chirurgische maskers tegen COVID: onvoldoende bewijs
De claim van de auteurs dat “chirurgische maskers voldoen in de meeste situaties” is niet goed onderbouwd met wetenschappelijk bewijs. Deze stelling is gebaseerd op argumenten van schaarste, maar niet op gedegen wetenschappelijk bewijs. De auteurs doen duidelijk aan “cherry-picking” bij de literatuur die ze aanhalen. Derhalve heb ik ook ernstige twijfels bij “Zo zorgen we samen voor maximale veiligheid voor iedereen.” Enkele kanttekeningen. 1) Aerosolvorming vindt ook plaats bij hoesten, niezen en praten (PMID:30787335), wat kan leiden tot mogelijke overdracht van Sars-CoV-2. In experimentele setting is reeds aangetoond dat Sars-CoV-2 in aerosolen enkele uren infectieus kan blijven (PMID:32182409). De aerosolvorming bij gewoon praten kan erg verschillen van persoon tot persoon en is ook gerelateerd aan het stemniveau. Deze interindividuele verschillen kunnen een verklaring zijn voor de zogenaamde “super-spreaders”. Sommige individuen produceren “veel” aerosolen. 2) De tabel met aerosol-vormende procedures is niet compleet. Ook bij zuurstoftherapie met meer dan 6 liter 02/min is er significante aerosolvorming. (PMID: 32105633 en tabel 1 in de Australische richtlijn https://www.mja.com.au/system/files/2020-04/Preprint%20Brewster%20updat… 2) Chirurgische maskers (type 2R) beschermen niet tegen aerosolen en zijn hier ook niet voor ontworpen. FFP-maskers zijn wél, in verschillende mate, beschermend tegen aerosolen. 3) Influenza is met name een druppelinfectie, echter de discussie over aerogene transmissie van influenza is nog steeds actueel (PMID31259864) en aerogene transmissie bij influenza is wel beschreven (PMID:31549297) 4) De meta-analyses en referenties (4-6) die auteurs aanhalen over de effectiviteit van chirurgische versus FFP-2 maskers bij influenza en andere respiratoire infecties bevatten studies in diverse settings (bijv. polikliniek, thuissituatie, SEH) die niet vergelijkbaar zijn met de setting waarvoor de RIVM adviezen voor gegeven zijn. Bovendien bevatten de meta-analyses studies van matige kwaliteit en zijn de resultaten niet altijd even robuust. 4) De auteurs extrapoleren bewijs van influenza naar SARS-CoV-2 zonder enig (empirisch) bewijs te presenteren. Dat is kwalijk, ook gezien het aantal doden en zieken onder zorgverleners en het feit dat COVID-19 een hogere morbiditeit en mortaliteit kent dan influenza. Al met al zijn er nog teveel dingen onbekend om stellig te verkondigen dat chirurgische maskers voldoende bescherming geven tegen Sars-CoV-2. Ik ben ervan overtuigd dat men tot andere conclusies gekomen was als er geen sprake was van schaarste van gedegen FFP-2 maskers. Het is duidelijk dat het auteurs het RIVM-beleid verkondigen en dus eigenlijk ook een “conflicts of interest” hebben. Een deel van de auteurs heeft meegewerkt aan het RIVM advies over ademhalingsbeschermingsmaskers voor zorgverleners. De auteurs hadden dat mijn inziens moeten vermelden in het Conflict of Interest formulier bijgevoegd aan het artikel, wat niet gebeurd is. Concluderend wil ik de Federatie Medisch Specialisten adviseren in tijden van crisis “evidence-based-medicine” niet te parkeren, maar juist nu kritisch te zijn over de adviezen die deze auteurs geven en die niet klakkeloos over te nemen.
Jan Granskaren, onderzoeker
reactie auteurs
Geachte heer Granskaren,
Dank u voor uw kritische kanttekeningen. Ons artikel is niet gebaseerd op schaarste maar in een periode van schaarste willen wij wel iedereen aanmoedigen om rationeel om te gaan met de mondneusmaskers. Dit doen wij vanuit onze rol als inhoudsdeskundigen van het infectiepreventie beleid voor de ziekenhuizen waar wij werken en niet voor of namens het RIVM. Vanuit onze rol in de ziekenhuizen zijn wij medeverantwoordelijk voor de veiligheid van medewerkers en patiënten en zullen daarom altijd zorgvuldig kijken naar de literatuur en de jarenlange ervaringen die wij allen hebben. Er is geen overtuigend bewijs dat FFP2 maskers beter beschermen in de dagelijkse klinische praktijk. De FFP2 maskers zijn getest in laboratorium omstandigheden waar zij hun bescherming status aan ontlenen. Studies die in de klinische praktijk zijn geanalyseerd laten het beeld zien dat een spatbestending chirurgisch mondneusmasker niet onder doet voor een FFP2 masker in veel voorkomende klinische situaties. Uiteindelijk gaat het erom hoe de infectie wordt overgedragen en dat is vooral door de grotere infectieuze druppels waar veel virus partikels in zullen zitten en langer in kunnen overleven (1). Deze grotere druppels kunnen door een spatbestendig chirurgisch masker worden tegengehouden. Uw referenties zijn veelal theoretisch en niet getoetst in de praktijk. Het enige artikel uit de praktijk dat door u wordt aangehaald is echter een aanbeveling zonder enige data die dit ondersteunen (PMID 32105633). Onder andere in het Amphia ziekenhuis, midden in de COVID-19 epicentrum, heeft men inmiddels ruime ervaring met chirurgische mondneusmaskers bij zowel verdachte als bewezen COVID-19 patiënten bij niet aerosolvormende procedures. Er zijn geen aanwijzingen voor nosocomiale acquisitie in het ziekenhuis, noch is er sprake van een toegenomen verzuim onder medewerkers ten tijde van de epidemie (manuscript gesubmit). Uiteindelijk horen medische hulpmiddelen zoals maskers te worden beoordeeld op testen in en ervaringen uit de praktijk en niet enkel in het laboratorium.
Referentie
1. WHO Scientific Brief 29/3/2020: Modes of transmission of virus causing COVID-19: implications for IPC precaution recommendations (link: https://www.who.int/publications-detail/modes-of-transmission-of-virus-…)
Namens de mede-auteurs,
Heiman Wertheim
De afwezigheid van bewijs is niet bewijs van afwezigheid.
Ik betreur het dat u niet inhoudelijk ingaat op mijn opmerkingen maar deze diskwalificeert omdat ze theoretisch zouden zijn. Uw stelling dat chirurgische mondneusmaskers voldoende veilig zijn voor bescherming in veel voorkomende klinische situaties is ook alleen theoretisch, niet in de praktijk getoetst en niet gebaseerd op gepubliceerde data. De data die u wel heeft uit de praktijk hebben betrekking op andere respiratoire infecties en niet Sars-CoV-2. Idealiter zou aan uw advies bewijs ten grondslag liggen bestaande uit minimaal 1 RCT. Daarin zou dan FFP-2 masker vergeleken worden met chirurgische mondmaskers en de verschillen in aantal bevestigde SARS-CoV-2 onder zorgmedewerkers. U kunt uw uitspraken niet onderbouwen met referenties. Het advies kan dus worden gekwalificeerd als “Level III evidence=expert opinion” (PMID:21701348). De gevolgen van uw aanbeveling, als achteraf blijkt dat uw stelligheid onterecht is, kunnen potentieel ernstig zijn. Uw collega’s in de New England Journal of Medicine zijn dan ook een stuk minder stellig en houden wel rekening met de aerogene overdracht van Sars-CoV-2 (o.a. PMID:32294341 en 32294374 en 32308568), deze zijn allen van nieuwere datum dan uw WHO-referentie. De door u aangehaalde WHO-referentie bevat overigens een incompleet beeld van aerosol-generende momenten en in de betreffende paragraaf ontbreken referenties naar de relevante (theoretische) literatuur. In feite impliceert uw kennis te hebben over het percentage transmissie dat geschiedt door druppel-infectie versus het percentage aerogene transmissie middels aerosolen met Sars-CoV-2. Echter deze informatie is (nog) niet voorhanden. Andere experts suggereren zelfs dat er meer pathogene aerosolen vrijkomen bij een benauwde en hoestende patiënt dan bij “risicovolle procedures” (PMID: 32311771). Hoe het komt dat diverse andere landen, of zelfs ziekenhuizen in Nederland, op basis van hetzelfde bewijs tot andere aanbevelingen komen en het zekere voor het onzekere nemen en voorlopig FFP-2 adviseren, voor de meest voorkomende klinische situaties? Het feit dat er nog weinig bewijs is van aerogene tranmissie betekent nog niet bewijs dat dit ook niet plaatsvindt. Verder, medische hulpmiddelen moeten (gelukkig) wettelijk wel getest worden, anders krijgen we ondeugdelijke maskers zoals we in tijden van schaarste nu zien. Daarnaast moet vanzelfsprekend ook de klinische effectiviteit worden aangetoond. Concluderend, vind ik het verontrustend dat u zulke stellige uitspraken doet met mogelijk grote consequenties zonder dat hiervoor gedegen wetenschappelijk bewijs is. Dat wil niet zeggen dat uiteindelijk kan blijken dat chirurgische maskers wél voldoende bescherming bieden; maar die conclusie lijkt me nu echt te voorbarig. Er zijn overigens genoeg experts, ook in Nederland, die een genuanceerder beeld presenteren over het onderliggende bewijs: Huisarts Wet 2020;63:DOI:10.1007/s12445-020-0586-9. Ik hoop van harte dat deze discussie niet eindigt in een welles-nietes discussie of het diskwalificeren van elkaars argumenten, laten we in deze tijden van onzekerheid elkaar constructief commentaar geven om tot het best beschikbare bewijs te komen, en daarmee de veiligheid van de zorgverlener maximaal te waarborgen, ook in tijden van schaarste van beschermingsmiddelen.
Jan Granskaren, onderzoeker
Bias, wishful thinking en self fulfilling prophecy?
Beweren dat een chirugisch mondmasker die 40 keer meer viruspartikels doorlaat (1) even veilig is als een FFP-2 masker is een gewaagde uitspraak en die verdient het om zeer goed onderbouwd te worden. “Extraordinary claims, require extraordinary evidence.” Het is de vraag of men data over influenza naar COVID-19 kan extrapoleren. Het moet duidelijk zijn waar het wetenschappelijke bewijs ontbreekt en waar het expert oordeel begint.
Er zijn diverse studies die wel degelijk een aerogene verspreiding van de ziekte suggereren (2) alsook studies die niezen en hoesten als een aerosol producerend moment beschrijven bij COVID-19 (3). Nu is er een paradoxale situatie ontstaan waarbij als de patient hoest door medisch handelen (zoals uitzuigen) een FFP-2 masker noodzakelijk is, maar als de patient zelf hoest, dan is ineens een chirurgisch mondmasker veilig genoeg.
In het openbaar toegankelijke RIVM document staat aangegeven dat schaarste dé aanleiding was voor het heroverwegen van de richtlijn: “Ten gevolge van dreigende tekorten aan ademhalingsbeschermingsmaskers bij toenemend gebruik, is er behoefte om het nut en de noodzaak van FFP2 maskers voor COVID-19 te heroverwegen”(4). In datzelfde document staat expliciet benoemd dat 5 van de 7 auteurs van dit artikel deel zijn van het expert-panel die het RIVM op 18 maart hebben geadviseerd over de nieuwe richtlijn.
Gezien de context is het niet onterecht om je af te vragen in hoeverre bias, wishful thinking en self fulfilling prophecy een rol hebben gespeeld. Het valt immers niet te ontkennen dat de overheid heel veel geluk heeft gehad dat precies op het moment dat de schaarste het grootste was, een groep van experts aan het RIVM adviseert, zonder enige nieuwe evidence over COVID-19, dat het veilig is om de beschermingsgraad fors te verlagen naar de vele malen goedkopere en makkelijker te verkrijgen chirurgische mondmaskers. Het is mij niet duidelijk hoe het feit dat de meerderheid van de auteurs adviseurs waren voor deze richtlijn niet als een vorm van belangenverstrengeling kan worden gezien.
1.https://www.hse.gov.uk/research/rrpdf/rr619.pdf
2.https://www.nejm.org/doi/10.1056/NEJMc2004973
3.https://www.nejm.org/doi/full/10.1056/NEJMc2007800?query=featured_home
4.https://lci.rivm.nl/sites/default/files/2020-03/Advies%20Ademhalingsbes…
Chris van Dette, arts
reactie auteurs
Zoals in onze eerdere reactie aangegeven zijn wij mede-verantwoordelijk voor de infectiepreventie in onze zorginstellingen. Dat doen wij in dialoog met elkaar, collega’s en experts wereldwijd. De schaarste heeft ons gedwongen kritisch naar de maskers te kijken. In toenemende mate zien wij steeds meer bewijs dat FFP2 niet per se veiliger is dan chirurgische maskers (type IIR) tijdens standaard zorg (zie ons artikel en eerdere reactie). Ook zijn er aanwijzingen dat dit mogelijk zelfs het geval is bij aerosolvormende handelingen. In een recente case series waren 41 zorgmedewerkers betrokken bij aerosolvormende procedures bij een patiënt die later COVID-19 bleek te hebben. Merendeel (85%) droeg alleen een chirurgisch masker en allen waren binnen twee meter van de patiënt voor minstens 10 minuten. Geen van deze medewerkers heeft COVID-19 ontwikkelt (1). Verder hebben wij in het Radboudumc een proefopstelling gebouwd waarbij wij de doorlaatbaarheid van chirurgische maskers versus FFP2 maskers hebben vergeleken. Ook hier zijn de chirurgische maskers even effectief en ondersteunen het ingestelde beleid. Als u ons een studie uit de praktijk kunt laten zien waarin is aangetoond dat FFP2 daadwerkelijk veiliger is als een chirurgisch masker type IIR dan zijn wij uiteraard bereid onze adviezen te herzien. Het beleid in Nederland is tevens conform die van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO).
Namens de mede-auteurs,
Heiman Wertheim
Referentie
1. https://annals.org/aim/fullarticle/2763329/covid-19-risk-health-care-workers-case-report