Samenvatting
Achtergrond
Als onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma krijgen alle kinderen een vaccinatie tegen bof, mazelen en rubella aangeboden (bmr-vaccinatie). Na vaccinatie met een levend verzwakt virus vindt op beperkte schaal replicatie plaats. Soms zal deze replicatie 5-14 dagen na bmr-vaccinatie leiden tot lichte symptomen van koorts, conjunctivitis en huiduitslag. Deze symptomen zijn vergelijkbaar met die bij een infectie met een wildtype-mazelenvirus.
Casus
Een 14 maanden oude jongen kwam 13 dagen na een bmr-vaccinatie naar het ziekenhuis met een indrukwekkende huiduitslag. Diagnostiek naar mazelen bleek positief. De uitslag van de test maakte de moeder aan het twijfelen over volgende vaccinaties.
Conclusie
Binnen 14 dagen na bmr-vaccinatie kan bij een patiënt een ziektebeeld ontstaan dat vergelijkbaar is met besmetting met een wildtype-mazelenvirus. De incidentie van een infectie met wildtype mazelen is laag, dus bij een dergelijk beeld is het waarschijnlijker dat het een reactie is op de vaccinatie. Aanvullend onderzoek kan bij de ouders onrust veroorzaken en daarom zijn geruststellende woorden meer op zijn plaats.
De ‘mazelen’ na BMR-vaccinatie
Met veel waardering las ik “De ‘mazelen’ na BMR vaccinatie” van Van Grootveld ea (Ned Tijdschr Geneeskd 2017 13 mei;161(19):D1177. Het artikel geeft aan dat replicatie van vaccinstammen van levend verzwakte virus vaccins soms kan leiden tot klinische verschijnselen (‘vaccinitis’). Op zich oud nieuws maar in een tijd dat ouders zich meer zorgen maken over bijwerkingen van vaccinaties, is het heel goed dat deze bijwerking weer aandacht krijgt. Bij het artikel wil ik graag een paar kleine kanttekeningen maken:
- de replicatie wordt weliswaar ‘beperkt’ genoemd, maar deze moet voldoende zijn voor het aanslaan en daarmee ook de werkzaamheid van dit type vaccin. Dit treedt bij ongeveer 95% van de gevaccineerden op. Het woord ‘beperkt’ slaat dan ook vooral op de mindere virulentie van vaccinvirussen ten opzichte van die van de wilde virussen. De virusreplicatie wordt vooral ‘beperkt’ door de T-celreactie van de gevaccineerde.
- in het artikel worden antistoftesten besproken. De auteurs vermelden niet dat deze testen ongeschikt zijn als bewijs dat het kind klinische verschijnselen kreeg van van de vaccinstam. Bij alle kinderen waarbij het vaccin aanslaat, ook die zonder vaccinitisklachten, treedt een antilichaamreactie op. Het onderscheid tussen een wild type en een vaccin type virus kan alleen worden gemaakt door door gespecialiseerd virus onderzoek, zoals hier ook is gebeurd.
- in de beschrijving van de zeldzame complicaties van BMR-vaccinatie wordt trombocytopenie genoemd. Door de zinsconstructie lijkt het of dit ook een verschijnsel van vaccinitis is. Vanwege het typische tijdsinterval van 2-10 weken waarin trombocytopenie na BMR vaccinatie (na ca 1:25.000 gevaccineerden) optreedt, lijkt een auto-immuunreactie een meer logische oorzaak.
Ik ben het eens met de conclusie dat in dit geval vooral geruststelling op zijn plaats was, maar wellicht was enig onderzoek wel nodig om de achtbaan waar ouders en kind in kwamen wat te vertragen.
Dr Hans C. Rümke, medisch vaccinoloog, Bilthoven
hcrumke@gmail.com