De recent vernieuwde NHG-standaard ‘Slaapproblemen en Slaapmiddelen’ toont duidelijke verbeteringen vergeleken met de vorige standaard uit 2005, maar ook onvolkomenheden.
Slaapaandoeningen komen op enig moment bij tientallen procenten van de bevolking voor.1 De invloed op de ervaren kwaliteit van leven van mensen met slaapaandoeningen is bijna zonder uitzondering groot. Slaapaandoeningen worden onderverdeeld in insomnie (slapeloosheid), hypersomnie (overmatige slaapneiging overdag), slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen – die eveneens worden gekenmerkt door slaperigheid overdag –, slaapgerelateerde bewegingsstoornissen, parasomnieën en verstoringen van de circadiane ritmiek.2 Slapeloosheid komt het meest voor en kan in tegenstelling tot veel van de andere slaapaandoeningen vaak zonder aanvullend onderzoek worden vastgesteld. Bovendien kan de huisarts kortdurende ongecompliceerde slapeloosheid bij patiënten met gerichte adviezen behandelen. Slapeloosheid krijgt dan ook terecht, net als in de vorige versie van de standaard, de nadruk. Chronische slapeloosheid vereist cognitieve gedragstherapie en dat kan de huisarts niet zomaar zelf doen. Tot zover weinig verandering en…
Slaapproblemen en NHG-Standaard
Slaapproblemen vanuit huisartsgeneeskundige context
Wij danken Lammers et al. voor hun commentaar op de herziene NHG-Standaard Slaapproblemen en slaapmiddelen. Zij geven aan dat een aantal problemen, zoals slaaptekort, het restless legssyndroom en comorbiditeit bij slapeloosheid, te weinig aandacht krijgen. Wij zijn van mening dat deze onderwerpen voldoende besproken worden in de standaard om de huisarts handvatten te bieden voor het beleid bij de patiëntenpopulatie in de eerste lijn. Daarnaast zou de standaard geen aandacht besteden aan het onderscheid tussen slaperigheid en vermoeidheid. Dit wordt echter wel degelijk in de standaard aangestipt onder de paragraaf anamnese. Het beleid bij de klacht vermoeidheid valt echter, net als de aanpak van het maatschappelijke probleem slaaptekort buiten de scope van de standaard. Verder vinden de auteurs de beschrijving van het obstructieveslaapapneusyndroom niet adequaat, omdat daarin onder meer wordt gesproken over klachten van vermoeidheid. De beschrijving in de standaard sluit echter volledig aan bij de definitie uit de multidisciplinaire richtlijn Diagnostiek en behandeling van het obstructieveslaapapneusyndroom bij volwassenen (2009) waar de neurologen ook aan hebben meegewerkt.
Gedurende het ontwikkeltraject van deze herziening hebben wij intensief contact gehad met collega’s Lammers en Rijsman. Wij hebben deze samenwerking als positief ervaren en willen ook graag met hen in gesprek blijven, wederzijds rekening houdend met de verschillen in patiëntenpopulatie tussen de eerste, tweede en derde lijn en daaruit voortvloeiende inzichten.
Zamire Damen, Margriet Bouma, Jako Burgers, mede namens de werkgroep Slaapproblemen en slaapmiddelen.
Slaapproblemen en NHG-Standaard (antwoord auteurs)
Wij danken Damen et al voor de reactie op ons commentaar. Wij blijven van mening dat het probleem van slaaptekort veel duidelijker aan de orde had moeten komen met name ook omdat juist de huisarts als poortwachter hier medicalisatie kan voorkomen en patiënten echt kan ‘genezen’. Maatschappelijk probleem of niet, is niet waar het om gaat. Waar het om gaat is dat klachten die bij de huisarts geuit kunnen worden door een verkeerde levensstijl niet zijn te onderscheiden van klachten in het kader van een echte medische stoornis. Om dit onderscheid te kunnen maken moet als eerste stap slaperigheid heel duidelijk worden onderscheiden van vermoeidheid. Semantiek is in dezen klaarblijkelijk heel belangrijk. Het is waar dat onder het kopje ‘anamnese’ het onderscheid slaperigheid versus vermoeidheid op een goede manier aan de orde komt, maar het probleem is dat het onderscheid in de rest van de tekst niet consequent werd doorgevoerd.
Wat betreft RLS schrijven wij niet dat er onvoldoende aandacht aan wordt besteed maar dat het wordt afgeschilderd als een niet zo relevant probleem waar ook weinig overtuigend bewijs voor behandelingsnoodzaak en effectiviteit is. RLS kan een zeer invaliderende aandoening zijn en kan gelukkig in veel gevallen goed behandeld worden, daar moet niet onterecht te terughoudend mee omgegaan worden.
Tenslotte het slaap apneu syndroom. In het kader van dit syndroom zal door patiënten inderdaad veelvuldig over ‘vermoeidheid’ worden geklaagd en de beschrijving in de standaard komt inderdaad overeen met de definitie in de multidisciplinaire richtlijn, echter de klacht ‘overmatige slaperigheid’ is veel specifieker. Dat is het punt dat we willen maken.
Ook wij hebben onze eerdere discussies als zeer positief ervaren en delen de mening dat de huisarts een andere rol heeft dan een slaap specialist. Wij zetten de dialoog dan ook graag voort. Echter wat betreft het ernstige en wijdverbreide probleem van slaaptekort menen wij dat daar onterecht onvoldoende oog voor is, met alle gezondheidsgevolgen van dien. Wij vragen hier aandacht voor omdat wij er van overtuigd zijn dat de zorg in het algemeen gebaat is bij meer aandacht voor en uitleg over dit probleem en nog belangrijker de oplossingen die relatief simpel zijn.
Gert Jan Lammers, Hans Hamburger en Lyne Rijsman