Samenvatting
Doel
Inzicht krijgen in de weging door de tuchtrechter van het collectieve gezondheidsbelang in de preventie en bestrijding van infectieziekten.
Opzet
Descriptief retrospectief onderzoek.
Methode
Wij zochten in de elektronische archieven van de Staatscourant en de tuchtcolleges voor de gezondheidszorg naar tuchtrechtelijke uitspraken over handelen of nalatigheid bij de preventie en bestrijding van infectieziekten.
Resultaten
Binnen de periode 1995-2013 vonden wij 67 uitspraken die betrekking hadden op ons onderwerp. Van deze 67 tuchtzaken waren er 12 aangespannen door de Inspectie voor de Gezondheidszorg, 29 door de patiënt en 26 door een vertegenwoordiger of nabestaande. Bij de aangeklaagden waren 31 medisch specialisten, 12 tandartsen en 11 huisartsen. In 23 zaken legde het tuchtcollege een maatregel op, waaronder 5 doorhalingen.
Conclusie
Als het gaat om ernstige infectieziekten moet naar het oordeel van de tuchtrechter de zorgverlener ook rekening houden met de belangen van anderen dan de patiënt. In ziekenhuizen dient een arts-microbioloog zijn verantwoordelijkheid voor de algemene patiëntveiligheid zelfs terug te geven als hij niet aan de toepasselijke richtlijn kan voldoen. Ook valt op dat de tuchtrechter in kwesties rond vaccinatie geneigd is het gezondheidsbelang van kinderen te laten prevaleren boven het ouderlijk gezag. Een laatste opvallend punt is dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een belangrijke rol speelt als klager in tuchtzaken rond infectiepreventie.
Tuchtrecht en preventie/bestrijding van infectieziekten
Het artikel beslaat een relevante periode en is daarom al interessant. Aangenomen mag worden dat de uitspraken niet noemenswaardig in beoordeling en aanwijzing zijn veranderd in de loop van de jaren en dat er dus geen weging in de uitspraken hoeft plaats te vinden. Voor de toekomst is dat waarschijnlijk wel noodzakelijk omdat recentelijk een wijziging in de wet BIG heeft plaatsgevonden om uitspraak met een waarschuwing niet en vanaf een berisping wel te publiceren. Het college weegt deze wijziging wel degelijk mee in de op te leggen maatregel. Het aantal uitspraken van het CTG (Centraal Tuchtcollege Gezondheidszorg) en van het RTG (Regionaal Tuchtcollege Gezondheidszorg) 30 resp 37 zou eigenlijk gecorrigeerd moeten worden in 30 resp 67, omdat het CTG het beroepscollege van het RTG is. In de uitspraken van het CTG worden de uitspraken van het RTG letterlijk weergegeven. De afwijkingen tussen beide uitspraken vind ik erg interessant en leerzaam niet in het minst voor het college zelf (maar dit terzijde).
Tot slot het gebruik van het woord vertegenwoordiger. Dat kan verkeerd geinterpreteerd worden. Een vertegenwoordiger hoeft niet klagers-waardig te zijn. Wie kan en mag klagen is nauwkeurig omschreven en dient een nauwe relatie te onderhouden met de klager. Vervolgens mag klager een ander machtigen om ter zitting of in het vooronderzoek te verschijnen, maar de ander zonder een "familierelatie" kan zelf geen klacht indienen.
Ik ben benieuwd of de auteurs (2 ervan zijn lid van een college) op mijn commentaar zullen reageren.
Wim van der Pol, ziekenhuisapotheker
Tuchtrecht en infectieziekte (antwoord auteur)
In het geval van een beroep op een uitspraak van het RTG is alleen de uitspraak in beroep bij het CTG onderzocht, omdat anders er een dubbeltelling zou ontstaan van zowel RTG als CTG uitspraken. Het gaat in die zin om 67 "unieke" uitspraken.
Het gebruik van de term vertegenwoordiger komt voort uit het bevorderen van de leesbaarheid van het artikel. Omdat er anders een opsomming zou ontstaan van allerlei personen die gerechtigd zijn tot het indienen van een klacht, op grond van hun relatie met de patient. Het is inderdaad niet geschreven vanuit het idee dat een vertegenwoordiger per definitie een klacht kan indienen.
Ivar van Dijk , arts M&G, GGD Drenthe
Conflict van plichten bij hiv vraagt om verduidelijking
Het artikel is interessant, maar vraagt om toelichting. Bij de leerpunten staat vermeld dat bij ernstige infectieziekten de zorgverlener ook rekening moet houden met de belangen van anderen dan de patiënt. Deze conclusie roept vragen op wat te doen indien er sprake is van tegenstrijdige verzoeken of belangen.
De conclusie kan zorgverleners in het omgaan met bv. een cliënt met hiv op het verkeerde been zetten, als de index-patiënt geheimhoudingsplicht vraagt. In Nederland bestaat geen wettelijke verplichting tot het waarschuwen van partners. Het RIVM Draaiboek Partnermanagement 2015 (ter accordering aangeboden aan het SOA-LOI april 2015) geeft een helder kader waarbinnen partnerwaarschuwing op een zorgvuldige wijze kan plaatsvinden. Het geeft ook goed inzicht in dilemma’s waar zorgverleners mee te maken kunnen krijgen en het geeft het wettelijk kader aan voor hun handelen. Het is hun taak om de cliënt te begeleiden en om keuzemogelijkheden aan te reiken. De cliënt wordt ondersteund bij zijn/haar keuzeproces sekspartners te (laten) waarschuwen. Als uitgangspunt van de soa-bestrijding geldt dat de zorgverlener een maximale inspanningsverplichting heeft. Maar ook geldt dat zorgverleners een geheimhoudingsplicht hebben en dat toestemming van de cliënt altijd vereist is.
Het is belangrijk te wijzen op de mogelijkheid om anoniem te waarschuwen bijvoorbeeld via Partnerwaarschuwing.nl of via een GGD verpleegkundige van de soa-poli Alleen in zeer uitzonderlijke situaties kan een zorgverleners zonder toestemming van patiënt een partner waarschuwen, bv. als de gezondheid van een ongeboren kind in het spel is. Het bespreken van de motivatie hiervoor en deze registeren is dan een vereiste.
Het waarborgen van de privacy en het beschermen van de cliënt staan centraal. Het belang om de vertrouwensrelatie tussen zorgverlener en cliënt in stand te houden is en blijft het uitgangspunt. Dit is de basis voor een effectieve hulpverlening, zeker in de soa-zorg. Bij een breuk kan de cliënt buiten zicht komen en staat de zorgverlener met lege handen. Hiermee is niemand gebaat.
Juridische grenzen aan de plichten van zorgverleners dienen ertoe bij te dragen dat zorgverlener en cliënt samen aan de slag kunnen met een tweedelig doel, namelijk met elkaar in gesprek blijven en over veilig vrijen en over het informeren van de partner. In de praktijk blijkt dat de meeste patiënten met een aantal goede gesprekken en informatie te overtuigen zijn om hun partners te waarschuwen.
Ronald Brands, beleidsmedewerker, SOA Aids Nederland