artikel
Marktwerking in de zorg sluit slecht aan bij de belevingswereld van de patiënt, aldus Levi en Bos (A8664). Dat ziekenhuisbestuurders dit erkennen wist ik wel, maar dat ook een oud-politicus dit zegt is goed nieuws. Hoewel, het is wel vaker vertoond dat inzichten van politici veranderen als ze met de werkelijkheid van de zorg in aanraking komen. Patiënten gaan helemaal niet op zoek naar de beste zorg (A8164). Ze vertrouwen erop dat hun huisarts of specialist het juiste ziekenhuis zoekt en missen de kennis om de kwaliteit van ziekenhuizen te beoordelen. Veel dokters zal dit bekend in de oren klinken, maar voor de hardnekkige gelovers die denken dat patiënten voortdurend op het web surfen op zoek naar de beste dokter moet dit wereldschokkend nieuws zijn.
Dat patiënten die kwaliteitsverschillen niet kunnen zien, is niet vreemd. Die zijn ook niet te zien. Ook niet voor de zorgverzekeraars, alle prachtige kwaliteitsvensters ten spijt. Als zorgverzekeraars pretenderen de beste zorg in te kopen doen ze dat op andere gronden dan kwaliteit. Bovendien hebben politici, als ze roepen dat patiënten moeten kunnen kiezen, alleen de simpele zorg in het hoofd. De zorg waarbij een aandoening met een relatief simpele ingreep te behandelen valt. Maar dat is niet onze belangrijkste zorg.
Meestal komt de patiënt met klachten en symptomen bij een huisarts of specialist en zal pas na een aantal consulten helder zijn wat er aan de hand is. En als dan blijkt dat de patiënt beter af is in een ander ziekenhuis, wordt deze patiënt gewoon verwezen, omdat er voor veel complexe aandoeningen afspraken zijn gemaakt tussen ziekenhuizen. Bovendien gaat een groot deel van de zorg naar chronische patiënten. Winkelen in het zogenaamde ‘beste ziekenhuis’ is dan al helemaal niet meer aan de orde; vooral beschikbaarheid van de zorg en afstand tot de woonplaats zullen de keuze bepalen.
Dokters spelen een grote rol in het beheersbaar houden van de kosten in de zorg, maar de politiek laat zich slecht door die dokters informeren, getuige de versimpeling van de werkelijkheid en het gebrek aan inhoudelijke kennis. Dat de politiek die dokter erg hard nodig zal hebben blijkt ook uit het prachtige commentaar van Joost Drenth waarin hij vraagtekens zet bij het prijskaartje van een kuurtje sofosbuvir, waarmee patiënten met hepatitis C genezen kunnen worden (A8556). Het voorschot dat de fabrikant neemt op de niet bewezen rooskleurige toekomst van de genezen patiënt is wel erg groot. Hier zijn de dokter en de minister het in ieder geval wel over eens: de zorg is geen pinautomaat.
Patiënten willen best kiezen
In Boston is recent een tijdcapsule geopend die in 1795 was gevuld, onder andere met kranten uit die tijd. Als we nu een tijdcapsule zouden vullen met artikelen, blogs, editorials en tweets over de zorg in december 2014 en januari 2015 dan zouden ze ons over 200 jaar voor gek verklaren. Wat een rare mensen, zouden ze denken. Voor de kerst valt er bijna een kabinet omdat de vrije artsenkeuze in het geding is. In januari schrijft de redactie van het NTVG dat patiënten helemaal niet willen kiezen. Als dat zo zou zijn, waar hebben al die tegenstanders van versoepeling van artikel 13 zich dan in vredesnaam druk over gemaakt?
Ik denk dat Yolanda van der Graaf met de titel van haar editorial de plank misslaat. Wat Victoor en Rademakers in hun NTvG-artikel van 5 januari hebben laten zien, is dat veel patiënten in de praktijk geen gebruik maken van hun recht om te kiezen. Maar dat betekent nog niet dat ze het dan ook niet willen. Sommige patiënten zien er inderdaad het nut niet van in. Ze gaan er –terecht of onterecht- van uit dat de zorg in alle ziekenhuizen even goed is en hebben er vertrouwen in dat hun arts voor hen het juiste ziekenhuis zal uitzoeken. Maar bij een deel van die zogenaamd passieve patiënten is er meer aan de hand. Ze vinden het moeilijk om te kiezen, omdat ze de beschikbare informatie niet begrijpen of niet vertrouwen. Of het ontbrak hen simpelweg aan een geschikt moment om te kiezen omdat ze voor diagnostiek naar een bepaald ziekenhuis waren verwezen en bij het bekend worden van de diagnose al op een spreekwoordelijke rijdende trein zaten, waar ze niet meer uit konden stappen. Deze randvoorwaarden om te kunnen kiezen, kunnen we veranderen. De informatie over kwaliteit van zorg kan verbeteren, patiënten kunnen beter worden ondersteund in het gebruik van die informatie (wellicht een mooie taak voor huisartsen?) en patiënten kan de mogelijkheid worden geboden van een ´time out´ tussen diagnostiek en behandeling.
Er zijn kortom allerlei redenen waarom patiënten geen gebruik maken van hun recht om te kiezen. Dat geeft aanleiding om nog eens goed na te denken over de mogelijkheid om via de keuzes van individuele patiënten marktwerking in de zorg aan te jagen. Maar laten we daaruit niet direct de conclusie trekken dat patiënten het niet belangrijk vinden om te mogen kiezen. In een ander artikel van haar hand maakt Victoor onderscheid in patiëntkeuze als instrument (bijvoorbeeld om marktwerking te bevorderen) en patiëntkeuze als waarde op zichzelf. Voor toekomstige discussie over dit onderwerp zou het goed zijn om dit onderscheid steeds expliciet te maken.
Diana Delnoy, hoofd Kwaliteitsinstituut, Zorginstituut Nederland
* Victoor A, Friele RD, Delnoij DM, Rademakers JJ. Free choice of healthcare providers in the Netherlands is both a goal in itself and a precondition: modelling the policy assumptions underlying the promotion of patient choice through documentary analysis and interviews. BMC Health Serv Res. 2012 Dec 3;12:441