Samenvatting
-
Volgens de huidige richtlijn wordt een eerste anterieure schouderluxatie na repositie conservatief behandeld door kortdurende immobilisatie van de schouder.
-
Actieve jongvolwassenen hebben een grote kans, tot 90%, op een recidiefluxatie na conservatieve behandeling van een eerste schouderluxatie.
-
Een schouderstabiliserende operatie – open of artroscopisch – verlaagt de recidiefkans en verbetert de functionele uitkomst op lange termijn.
-
Vooral actieve jongvolwassen mannen hebben baat bij een schouderstabiliserende operatie.
-
Bij een vergelijking van operatieve behandelingen is er geen verschil in recidiefkans tussen een open en een artroscopische operatie.
-
De keuze tussen een open of artroscopische operatie is afhankelijk van de voorkeur van de patiënt en de ervaring van de behandelaar.
primaire schouderluxatie
In dit artikel concluderen de auteurs, dat jonge mannen baat hebben bij een schouderstabiliserende operatie na een eerste luxatie.
De recidief kans is bij jongeren inderdaad hoog. Hoewel een percentage van 90% is beschreven in de amerikaanse literatuur bij jonge atleten, is het echter in de nederlandse situatie reeeler uit te gaan van de getallen van Hovelius 1, hier te lande zijn bevestigd door te Slaa 2, nl een recidief percentage bij de groep onder de 20 jaar van 50-65 %. Boven de 20 jaar neemt dat percentage drastisch af.
De auteurs stellen , dat er onvoldoende gerandomiseerde studies zijn gedaan waarin de open en arthroscopische behandeling worden vergeleken. Er is echter uitgebreide literatuur, w.o 4 RCT’s ,waaruit naar voren komt, dat er geen verschil is tussen een open of arthroscopische behandeling3.
Uit een recente review van retrospectieve series open of arthroscopische behandeling met een lange f-up blijkt er geen verschil te zijn wat betreft o.a. recidief kans en het ontstaan van artrose4.
Bij de keus van de behandeling , een open of scopische benadering speelt zeker de ervaring van de chirurg een rol. De scopische behandeling is echter binnen de orthopedie de afgelopen 20 jaar dermate ingeburgerd, dat de patient zelden meer vraagt om een open behandeling.
Daarbij dient gerealiseerd te worden, dat bij een open behandeling door de spier van de subscapularis wordt geopereerd, met als mogelijk gevolg littekenvorming, en een lastiger recidief operatie, als dat nodig is.
Tenslotte: de open meniscectomie is obsoleet geworden ten gunste van de arthroscopsiche meniscectomie; hetzelfde geldt tegenwoordig voor een open herstel van weke delen letsel na een schouderluxatie.Daar kan nog aan toegevoegd worden , dat tijdens een arthroscopische ingreep eventuele andere ingrepen, zoals een remplissage kunnen worden verricht, hetgeen met een open techniek niet mogelijk is.
glenohumeral dislocation. J Bone Joint Surg Br. 2004;86(1):58-64
3.Godin J, Sekiya JK. Systematic review of arthroscopic versus open repair for
recurrent anterior shoulder dislocation. Sports Health 2011:3(4):396-404.
4 Harris JD, Gupta AK,Mall NA, Abrams GD, McCormick FM, Cole BJ,Bach BR,
RomeoAA,Verma NN,.Bach Jr., M.D., Anthony A. Romeo, M.D., and Nikhil N. Verma,
M.D. Long-term outcomes after Bankart shoulder stabilization. Arthroscopy: The
Journal of Arthroscopic and Related Surgery, Vol 29, No 5 (May), 2013: pp 920-933
D.F. van Deurzen, orthopedisch chirurg, OLVG, Amsterdam
Dr. W.J.Willems,orthopedisch chirurg, Lairesse Kliniek, Amsterdam