artikel
De tijd dat huisartsen het receptje antibiotica al in een onnavolgbaar handschrift hadden geschreven als ze de patiënt hadden horen hoesten bij het binnentreden van de spreekkamer, ligt hopelijk achter ons. De wat kalende dikbuikige paternalistische dokter die wist wat goed voor de patiënt was, is met pensioen. Hij is allang vervangen door een goed opgeleide jonge vrouw getraind in het evidence-based voorschrijven. Probleem is dat die jonge dokters worstelen met tradities, waardoor het onthouden van een receptje aan een peuter met een rood trommelvlies of die 4 dagen hoest niet altijd simpel is. Bij hoesten en oorontstekingen horen antibiotica en als kinderen heel vaak snotteren moeten in ieder geval de neusamandelen er maar uit. Soms denken patiënten zo en regelmatig gaan artsen daar in mee, ‘want de patiënt wil dat’. Niet alleen zijn die behandelingen onzinnig, patiënten willen ze vaak helemaal niet (A4390; bl. 414), de dokter verschuift met haar gedrag zo de verantwoordelijkheid naar de patiënt. Ze bevestigt bij elk onnodig receptje het idee dat gesnotter te vuur en te zwaard bestreden kan en moet worden.
Hoe komen al die misvattingen in de wereld? Dat doen artsen toch echt helemaal zelf. De euforie met de komst van antibiotica leverde niet alleen resistentie op, maar zorgde bij leken vooral voor veel verwachtingen en geloof in maakbaarheid.
Het zijn ook niet alleen de huisdokters die irrationeel handelen, kno-artsen kunnen er ook wat van: voor zover ik weet is het aantal adenotomieën na de oorspronkelijke publicatie van Boonacker en collega’s in BMJ in september 2011 nog niet tot bijna 0 gedaald. Marietje, Kevin, Aisha en Mohammed hadden volgens de onderzoekers 2 jaar na het knippen van hun neusamandel nog steeds 8 bovensteluchtweginfecties, precies evenveel als hun vriendjes die niet onder de kniptang kwamen. Een goede reden dus voor een dubbelpublicatie (A4380; bl. 416). Gewoon overmorgen mee ophouden en ouders uitleg geven dat het gelukkig niet meer hoeft.
Elke generatie artsen zadelt een toekomstige generatie op met verwachtingen van toekomstige patiënten. ‘Nu hebben we een middel dat hepatitis, kanker, MS, alzheimer geneest, een geheel nieuwe ingreep voor uw spataderen of stamceltherapie voor een nieuw hart.’ Uiteindelijk landen we na nauwgezet onderzoek meestal wel weer met beide benen op de grond. Maar u maakt het leven van uw opvolgers makkelijker als u bij ontdekkingen alvast bescheiden formuleert en niet gelijk uw of andermans portemonnee achterna holt.
Ik wil geen pil
Het betoog van Joost Zaat is goed om bij stil te staan. Vooral bij de oorzaken die het gedrag van de arts bepalen bij zijn beslissing om irrationeel voor te schrijven. Het blijken kostendrivers te zijn die voor alle betrokkenen gunstig uitpakken. De arts kan de patient sneller tevreden stellen, het medicament wordt vergoed, de industrie denkt aan omzet, de apotheker verdient er aan, kortom, zo is het systeem nu eenmaal.
Wanneer het systeem outcome-driven is, dan zou er een andere situatie ontstaan. Om maar iets te bedenken. Een aantal artsen schrijft niets voor een bepaalde indicatie; een andere groep artsen juist wel. Patienten worden langere tijd op een simpele manier gevolgd. Voor outcome wordt betaald door de verzekeraar of wie dan ook. Zo ontstaan prospectieve data, die sneller dan nu, de zinvolheid van (be)handelen kan aantonen. Dat kost natuurlijk tijd en moeite. Maar laten we er over nadenken of het common practice kan worden. Uitkomsten zouden geld waard moeten zijn.
Wim van der Pol, ziekenhuisapotheker, AMIZ