Onderzoek van de schouder

Tjeerd O.H. de Jongh
G.M. (Clemens) Rommers
Rienk Dekker
Corry K. van der Sluis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2011;155:A2659
Abstract

Samenvatting

  • Het actieve en passieve bewegingsonderzoek zijn de belangrijkste diagnostische middelen bij het schouderonderzoek.

  • Abductie en exorotatie zijn redelijk betrouwbaar te beoordelen; beperkingen in de abductie duiden op subacromiale aandoeningen, beperkingen in de exorotatie op afwijkingen van het glenohumerale gewricht. Van andere bewegingsonderzoeken is de interbeoordelaarsovereenstemming laag.

  • Palpatie van de schouder heeft weinig zin als bij inspectie of bij bewegingsonderzoek geen afwijkingen worden gevonden.

  • Er is geen betrouwbaar onderzoek waarin de waarde van impingements- en stabiliteitstesten is aangetoond.

Auteursinformatie

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, Leiden.

Drs. T.O.H. de Jongh, huisarts.

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Revalidatiegeneeskunde, Groningen.

Dr. G.M. Rommers, dr. R. Dekker en dr. C.K. van der Sluis, revalidatieartsen.

Contact drs. T.O.H. de Jongh (tohdejongh@telfort.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 19 augustus 2010

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Fysische diagnostiek
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Leuk en leerzaam is de nieuwe rubriek 'Fysische diagnostiek'. In de dagelijkse praktijk wordt het lichamelijk onderzoek een routine en juist daarom is het goed te lezen hoe collega's het lichamelijk onderzoek uitvoeren.  

Ook deze week heb ik de rubriek weer aandachtig gelezen. De schouder is een van de lastigste te onderzoeken gewrichten en aandacht voor het correct uitvoeren hiervan is zeker op zijn plaats. Helaas las ik in dit stuk een foutieve aanname: 'Als bij inspectie van de schouder geen afwijkingen worden gevonden, heeft palpatie geen zin.' Dit is echter een foutieve bewering.

In het artikel ontbreekt het schouderonderzoek bij de traumapatient. Want juist bij de traumapatient dient altijd gepalpeerd te worden, ook zonder uiterlijke afwijkingen. Zonder palpatie zou namelijk een AC-luxatie (Tossy 1), een niet-gedisloceerde subcapitale humerusfractuur of een greenstickfractuur (bij kinderen) gemakkelijk gemist kunnen worden.

Het is niet wenselijk om dit soort passages in een algemeen medisch tijdschrift te publiceren waardoor (jonge) collega's het schouderonderzoek foutief onderwezen krijgen. Rectificatie van deze passage zou dan ook op zijn plaats zijn.

 

Hidde Kroon, aios heelkunde, Rijnland ziekenhuis

In ons artikel over het onderzoek van de schouder wordt vermeld dat palpatie van de schouder bij klachten geen zin heeft indien bij inspectie geen afwijkingen worden gevonden. Dit gegeven is benadrukt omdat bij schouderklachten vaak ten onrechte veel waarde wordt toegekend aan de lokalisatie van drukpijnlijke punten. De diagnose wordt echter gesteld op basis van anamnese, inspectie en vooral bewegingsonderzoek. Collega Kroon merkt terecht op dat dit te absoluuut gesteld is omdat dit niet altijd geldt voor schouderklachten na een trauma. Hij heeft daarin gelijk en zijn opmerkingen zijn een waardevolle aanvulling op ons artikel.

Overigens wordt de palpatie van de schouder wel gedemonstreerd op de filmbeelden bij het boek en de webversie van dit artikel (zoeken op A 2659)

 

Tjeerd de Jongh