Steeds meer anuscarcinoom in Nederland

Klinische praktijk
Anneke van Lieshout
Apollo Pronk
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1163
Abstract

Samenvatting

  • Het anuscarcinoom is een zeldzame maligniteit met een fors stijgende incidentie.

  • De belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van een anuscarcinoom is een persisterende infectie met het Humaan papillomavirus (HPV).

  • Over de periode 1989-2006 is er in Nederland een verdubbeling van de incidentie van anuscarcinoom te zien van 71 naar 149 nieuwe patiënten per jaar.

  • Daarnaast is er een stijging in de sterfte te zien met een per jaar wisselende trend.

  • Er is op dit moment onvoldoende onderzoek beschikbaar voor een goed inzicht in de oorzaak van de toenemende incidentie van het anuscarcinoom.

Auteursinformatie

Diakonessenhuis, Utrecht.

Afd. Chirurgie: drs. A. van Lieshout, arts-assistent; dr. A. Pronk, chirurg.

Contact drs. A. van Lieshout (a.van.lieshout@hotmail.com)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 15 december 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

In hun artikel geven van Lieshout en Pronk aan dat de incidentie van anuscarcinoom in Nederland fors stijgt. Het gaat daarbij om een stijging van het absoluut aantal patienten van 70-80 per jaar in de jaren 90 naar 130 per jaar in 2002-2006. De auteurs gebruiken de cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie die beschikbaar zijn op www.ikcnet.nl . Op deze website staan ook de gestandaardiseerde incidentiecijfers voor anuscarcinoom: voor mannen is de incidentie in de periode 1989-1999 resp. 2000-2007 0,5-0,6/100.000/jr resp. 0,6-0,7/100.000/jr en voor vrouwen 0,3-0,7/100.000/jr resp. 0,6-0,8/100.000/jr.. Er is dus sprake van een geringe stijging van de incidentie. De toename van het absoluut aantal patienten is het gevolg van de vergrijzing van de bevolking en is uiteraard wel relevant voor de (stijgende) zorgvraag de komende decennia.
In hun beschrijving van de leeftijdsspecifieke incidentie wordt in de tekst een vergissing gemaakt: bij mannen is de hoogste incidentie bij 85-95 jaar, bij vrouwen is er een kleine piek bij 60-64 jaar en bij 80-94 jaar. Overigens is het, gezien het geringe aantal van in totaal 629 patienten in 5 jaar, correcter om te spreken van een geleidelijke stijging met de leeftijd van de incidentie met bij vrouwen een maximum van 4/100.000/jr vanaf 80 jaar en bij mannen een maximum van 3/100.000/jr vanaf 85 jaar.
Wat betreft eventuele screening geldt dat deze in het geval van anuscarcinoom (een zeldzame aandoening waarvoor alleen een test met beperkte sensitiviteit/specificiteit beschikbaar is) niet aan te bevelen is. Preventief onderzoek zal zich moeten beperken tot case finding in enkele omschreven risicogroepen. Het effect van de HPV-vaccinatie op de incidentie van anuscarcinoom zal de komende decennia nihil zijn (enerzijds omdat het vooral ouderen treft en anderzijds omdat de bescherming op lange termijn nog niet bekend is, het om een deel van de risicofactoren (HPV-infectie) gaat en het ook mannen treft).


Hans Kuijpens,medisch adviseur UVIT