Focusgroepenstudie van concept en determinanten

Het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel van de huisarts*

Onderzoek
C.F. (Erik) Stolper
Marloes A. van Bokhoven
Paul H.H. Houben
Paul van Royen
Margje W.J. van de Wiel
Trudy van der Weijden
Geert Jan Dinant
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2010;154:A1451

Samenvatting

Doel

Het concept beschrijven van het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel in de huisartsenpraktijk en het identificeren van de belangrijkste determinanten ervan.

Opzet

Kwalitatief onderzoek met 4 focusgroepen van 28 Nederlandstalige huisartsen.

Methode

Analyse van de uitspraken volgens een ‘grounded theory’-benadering.

Resultaten

De meeste huisartsen waren vertrouwd met het begrip ‘pluis/niet-pluis’. Het speelde een substantiële rol in de dagelijkse praktijk. Het ‘pluis’-gevoel betekende dat een huisarts zich zeker voelde over aanpak en prognose, ook al was de diagnose niet altijd duidelijk. Een ‘niet-pluis’-gevoel hield in dat een huisarts het gevoel had dat er iets niet klopte met de patiënt, ook al ontbraken objectieve aanwijzingen. Hij of zij wantrouwde de situatie en voelde zich onzeker over prognose en aanpak. Er diende iets te gebeuren om ernstige gezondheidsschade te voorkomen. Het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel fungeerde in diagnostisch onzekere situaties als een kompas waarop de meeste huisartsen vertrouwden. Belangrijke determinanten waren geruststellende, alarmerende en procesverstorende factoren, contextkennis, ervaring, lichamelijke sensaties, persoonlijkheid en opleiding.

Conclusie

De rol van het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel in de huisartsenpraktijk is nu duidelijker geworden en belangrijke determinanten van het ‘pluis/niet-pluis’-gevoel zijn geïdentificeerd, maar verder onderzoek naar de bijdrage ervan is noodzakelijk, evenals naar toepassingen in de opleiding.

Auteursinformatie

*Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in BioMed Central Family Practice (2009;10:17) met als titel ‘The diagnostic role of gut feelings in general practice. A focus group study of the concept and its determinants’.

Universiteit Maastricht, Maastricht.

Faculteit FHML, onderzoeksinstituut CAPHRI, vakgroep Huisartsgeneeskunde.

Drs. C.F. Stolper, dr. M.A. van Bokhoven, drs. P.H.H. Houben en prof.dr. G.J. Dinant, huisartsen; dr. T. van der Weijden, arts.

Faculteit FPN, capaciteitsgroep Arbeids- en Sociale Psychologie.

Dr. M.W.J. van de Wiel, psycholoog.

Universiteit van Antwerpen, Faculteit Geneeskunde, afd. Eerstelijns- en Interdisciplinaire Zorg, Antwerpen, België.

Prof.dr. P. van Royen, huisarts.

Contact drs. C.F. Stolper (cf.stolper@hag.unimaas.nl)

Verantwoording

Meer informatie over dit onderzoek is te vinden op: www.gutfeelingsingeneralpractice.eu.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: er is een onderzoekssubsidie ontvangen van het Fonds Alledaagse Ziekten van ZonMW.
Aanvaard op 22 december 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Johannes M
Huitink

Acht jaar geleden ging ik in de avonduren pre-mediceren. Ik kwam bij een 83-jarige patiënt die op het programma stond voor een cystectomie en een Brickerdeviatie in verband met blaascarcinoom. De voorgeschiedenis vermelde een myocardinfarct, hypertensie en diabetes mellitus. Ik trof patiënt aan, zittend op de po-stoel, omdat hij net een clysma toegediend gekregen had. De patiënt was dyspnoeisch zonder duidelijke reden. Toen ik naar huis fietste dacht ik nog “als die de pre-medicatie maar haalt”. De volgende ochtend bleek dat de operatie niet doorging, omdat patiënt diezelfde nacht was overleden, de doodsoorzaak is verder niet duidelijk geworden.
Dit was de geboorte van de “ONS WATER”-score. Het was het mij al vaker opgevallen dat het “pluis/niet pluis gevoel” ook aanwezig is in ons vak.
In de anesthesiologie bestaat de ASA (Amercian Society of Anesthesiology)  risicoclassificatie waarbij patiënten een hogere score krijgen naarmate er meer systemische problemen bestaan,  hetgeen het risico op post-operatieve problemen redelijk voorspelt. ASA-I is de score voor een gezonde patiënt die een operatieve ingreep moet ondergaan, ASA-V wil zeggen een patiënt met een levensbedreigende aandoening die met of zonder operatie waarschijnlijk zal komen te overlijden. Mijn betreffende ASA III-patiënt had een ASA-V-beloop. Omgekeerd zijn er ook ASA-III-patiënten, die vertellen dat ze met gemak twee uur tennissen, en ook niet opzien tegen de geplande hemi-hepatectomie. Psychologische, emotionele, fysieke factoren en de aard van de voorgenomen ingreep spelen dus een rol. Dit “ons water fenomeen” wordt versterkt als meerdere leden van het operatieteam, bijvoorbeeld ook de chirurg, bang zijn voor een slechte afloop. Wanneer meerdere leden van een ervaren operatieteam het “niet-pluis gevoel” hebben, vandaar het  ONS water gevoel, dan blijkt dit redelijk vaak te kloppen. Vermeld moet worden dat deze score niet goed werkt zonder voldoende klinische ervaring, omdat het “niet-pluis gevoel” dan kan berusten op bijvoorbeeld een gebrek aan handvaardigheid.
Gezien de huidige praktijkvoering  van de pre-assessment, waarbij we zelf niet meer alle patiënten pré-operatief zien, is de OW score mijns insziens goed bruikbaar als waarschuwing of signaal aan collega’s die de patiënt op de operatiekamer gaan behandelen. Aan oudere assistenten in opleiding leg ik deze score ook uit, zodat ze beseffen dat er nog steeds geen goede risicostratificatie-criteria bestaan in ons vak. Overigens is de OW-score ook geen feilloze kristallen bol, en gewaakt moet worden voor een “self-fullfilling prophecy”.

De ONS WATER (OW)-score
--------------------------------------------------------------------

  • I “appeltje eitje” : de ingreep zal zeer waarschijnlijk voorspoedig verlopen zonder al te grote inspanning)

  • II “even opletten”: de ingreep verloopt zeer waarschijnlijk goed, maar vereist wel de nodige concentratie

  • III “op scherp” : het verloop van de ingreep is waarschijnlijk goed, als uiterste aandacht wordt geboden, en bijvoorbeeld geen andere zaken de aandacht afleiden

  • IV " met zweet tussen de billen: het verloop van de ingreep  is waarschijnlijk in bepaalde opzichten niet goed, ondanks maximale inzet en voorzorgsmaatregelen)

  • V  “haalt de pre-medicatie niet” : de conditie van patiënt is eigenlijk te slecht om de ingreep te kunnen ondergaan


Hans Huitink, Afdeling Anesthesiologie, VUMC, Amsterdam