Resultaten bij patiënten van 16 jaar en ouder

Allogene stamceltransplantatie in Nederland

Onderzoek
A.V.M.B. (Ton) Schattenberg
Harry C. Schouten
Leo F. Verdonck
Roel Willemze
J. (Hans) van der Lelie
Peter C. Huijgens
Gustaaf W. van Imhoff
Anja van Biezen
Ronaldt Brand
A. (Ton) Hagenbeek
Theo de Witte
Jan J. Cornelissen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B145
Abstract

Samenvatting

Doel

Beschrijven van de activiteiten op het gebied van allogene stamceltransplantatie in Nederland bij patiënten van 16 jaar en ouder.

Opzet

Retrospectieve studie.

Methode

Data werden verkregen van de Nederlandse stamceltransplantatie-registratie ‘TYPHON’, waaraan de individuele centra gegevens van alle transplantatiepatiënten rapporteerden. Naast een algemeen overzicht werden gegevens uit de periode 1967-1991 en van 1992-2002 met elkaar vergeleken.

Resultaten

Het aantal allogene stamceltransplantaties verdrievoudigde bijna in de periode 1992-2002. Het percentage patiënten van 45 jaar en ouder steeg van 10 tot 42. Het percentage donors, anders dan HLA-identieke broers of zusters, verdubbelde. De belangrijkste indicaties voor allogene stamceltransplantatie waren acute en chronische leukemieën. De resultaten van stamceltransplantatie waren beter indien deze plaatsvond in een vroeg stadium van de ziekte (eerste complete remissie of eerst chronische fase). Voor de indicatie chronische myeloïde leukemie nam het aantal allogene stamceltransplantaties sinds het einde van de jaren negentig af door de introductie van imatinib. Een nieuwe vorm van behandeling was de stamceltransplantatie waarbij de patiënt voorbehandeld wordt met een minder intensieve conditionering.

Conclusie

Allogene stamceltransplantatie is een in opzet curatieve behandeling die steeds vaker wordt toegepast. Ook oudere patiënten en patiënten zonder een HLA-identieke familiedonor kunnen goede kandidaten zijn voor deze intensieve behandeling.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Bloedziekten, Nijmegen.

Dr. A.V.M.B. Schattenberg en prof.dr. T. de Witte, internisten-hematologen.

Academisch Ziekenhuis Maastricht, afd. Hematologie, Maastricht.

Prof.dr. H.C.Schouten, internist-hematoloog.

Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Hematologie, Utrecht.

Dr. L.F. Verdonck, internist-hematoloog.

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden.

Afd. Hematologie: prof.dr. R. Willemze, internist-hematoloog.

Afd. Medische Statistiek: dr. R. Brand, statisticus.

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Hematologie, Amsterdam.

Dr. J. van der Lelie en prof.dr. A. Hagenbeek, internisten-hematologen.

VU medisch centrum, afd. Hematologie, Amsterdam.

Prof.dr. P.C. Huijgens, internist-hematoloog.

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Hematologie, Groningen.

Dr. G.W. van Imhoff, internist-hematoloog.

'TYPHON', de Nederlandse Stamceltransplantatie Registratie, Leiden (thans: de Nederlandse Stamceltransplantatie Registratie van het datacentrum van de stichting Hemato-Oncologie voor volwassenen Nederland (HOVON), Rotterdam.

A. van Biezen, hoofd datacentrum.

Erasmus MC, afd. Hematologie, Rotterdam.

Prof.dr. J.J. Cornelissen, internist-hematoloog.

Contact dr. A.V.M.B. Schattenberg (a.schattenberg@hemat.umcn.nl)

Verantwoording

De datamanagers van ‘TYPHON’, thans de Nederlandse Stamceltransplantatie Registratie van het datacentrum van de stichting Hemato-Oncologie voor volwassenen Nederland (HOVON) zorgden voor de registratie van de patiëntengegevens. Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de medewerkers van de stamcellaboratoria die de stamceltransplantaten bewerkten en de verpleegkundigen die zorgdroegen voor de patiënten.
In ‘TYPHON’, thans de Nederlandse Stamceltransplantatie Registratie van het datacentrum van de stichting Hemato-Oncologie voor volwassenen Nederland (HOVON), werken de volgende centra samen: Radboud Universiteit Nijmegen Medisch Centrum, Academisch Ziekenhuis Maastricht, Leids Universitair Medisch Centrum, Erasmus Medisch Centrum Rotterdam, Academisch Medisch Centrum Amsterdam, Vrije Universiteit Medisch Centrum Amsterdam, Universitair Medisch Centrum Groningen, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis Amsterdam, Isala Klinieken Zwolle, HAGA Ziekenhuis ‘s Gravenhage, Medisch Spectrum Twente, Antonius Ziekenhuis Nieuwegein, Europdonor Leiden en de Stamceldonorbank Europdonor Nijmegen.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 21 april 2008

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Dit artikel geeft een overzicht van allogene stamceltransplantatie in Nederland. Er zijn echter een aantal onduidelijkheden.

In tabel 1. Bij de donor van de stamcellen blijkt bij 24 respectievelijk 7 personen het geslacht en de herkomst onbekend. Hoe kan dit en wat betekent dit voor de betrouwbaarheid van de overige data?

In de 'Patiënten en methoden'-sectie, 2e alinea. Waarom eindigt de follow-up al in 2003 terwijl het nu 2009 is en daarmee de follow-up van de 2e groep (1992-2002) sterk ingekort wordt?

Idem, 3e alinea. Mag ik aannemen dat de overleving 'op een bepaald moment' inderdaad 1 januari 2003 is?

Idem, 4e alinea. De chi-kwadraattoets lijkt me een ongeschikte manier om de data te analyseren. Ten eerste gaat het om overlevingsdata en zou survivalanalyse (bijvoorbeeld Kaplan-Meier) logischer zijn.

Verder is de follow-upduur verschillend tussen de groepen, waardoor deze niet vergelijkbaar zijn.

In de resultaten wordt onderscheid gemaakt tussen een 'vroeg stadium (CR1)' of 'eerste chronische fase (CF1)' zonder dat deze fasen in de methode gedefinieerd zijn of zelfs maar genoemd worden.

Verder vallen mij nog enkele kleinere punten op die het de lezer niet makkelijker maken: 1e alinea. Wat is een 'maximale leeftijdsgrens tot 60 jaar en ouder'? (Patiënten tot 68 jaar werden geïncludeerd.) Laatste regel van de inleiding: deze vraag wordt niet meer in het abstract beantwoord. Daarentegen wordt in het abstract bij de resultaten wel gerept van imatinib, maar dit maakte geen deel uit van de vraagstelling.

Ik hoop dat de auteurs, de reviewers van dit stuk en de redactie van het NTvG mij kunnen helpen om bovenstaande vragen te beantwoorden.

St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein

Dr. M.F.J. Stolk, maag-darm-leverarts

A.V.M.B.
Schattenberg

Het is inderdaad jammer dat van 25 donors het geslacht niet bekend was. Het geslacht was niet vermeld in de formulieren of in de data die elektronisch aangemeld worden. Het betreft net iets meer dan 1% van alle donors en heeft geen invloed op de betrouwbaarheid van de overige data.


Het heeft inderdaad lang geduurd voordat het artikel aangeboden kon worden voor publicatie. Inderdaad is de follow-up van de tweede groep korter, doch de kans op het bereiken van de eindpunten (transplantatie-gerelateerde sterfte, recidief, overleving en ziektevrije overleving) werden in beide groepen geprojecteerd op 3 jaar na de stamceltransplantatie.


De volgende toevoeging is uit de methodesectie komen te vervallen: 'de kans op het bereiken van de eindpunten drie jaar na de stamceltransplantatie werd berekend volgens de methode van Kaplan-Meier. Verschillen tussen de curves werd berekend met de logranktest'.


Extra verwarrend is dat bij de tabellen 'n' is gezet waar '%' moest staan.
CR1 en CF1 zijn inderdaad niet gedefinieerd omdat ik er van uitging dat deze begrippen bekend en duidelijk waren.


Omdat een stamceltransplantatie een zeer intensieve behandeling is en de kans op complicaties groter is bij hogere leeftijd, werd deze behandeling vroeger uitsluitend bij relatief jonge patiënten toegepast (maximaal 55 of 60 jaar). Door de sterke ontwikkeling van vooral de 'supportive care' zijn tegenwoordig patiënten tot 65 jaar (en soms zelfs tot 75 jaar) kandidaat voor een allogene stamceltransplantatie.


Laatste regel van de inleiding is: 'zijn de resultaten van transplantatie met stamcellen van een andere donor dan een HLA-identieke broer of zuster slechter?' wordt beantwoord in de laaste regel van de samenvatting: 'Ook oudere patiënten en patiënten zonder een HLA-identieke familiedonor kunnen goede kandidaten zijn voor deze intensieve behandeling'.


Imatinib maakt inderdaad geen deel uit van de vraagstelling maar moet ik natuurlijk vermelden in een artikel waarin patiënten met een CML behandeld zijn met een allogene stamceltransplantatie.


Ik dank collega Stolk voor zijn goede kritiek. Ik heb het oorspronkelijke manuscript naar hem gestuurd. Er zijn bij de redactionele verwerking inderdaad onduidelijkheden binnengeslopen. Die zullen in een 'Abuis' worden gecorrigeerd.

Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen

Ton Schattenberg, internist-hematoloog