Botbreuken bij voldragen pasgeborenen

R.A.K.
Rutgers

Utrecht, maart 2007,

Collega’s Groenendaal en Hukkelhoven doen in hun brief een aantal aannamen die enige nuancering behoeven in het licht van de bestaande medische literatuur over fracturen bij pasgeborenen (). Deze nuancering is van belang gezien de weinig doordachte reacties in de media. Met name het idee dat fracturen bij kinderen spontaan kunnen ontstaan behoeft correctie.1

Op basis van een analyse van gegevens van de Perinatale Registratie Nederland over 158.035 voldragen pasgeborenen jonger dan 28 dagen, concluderen Groenendaal en Hukkelhoven dat bij 19% van de 1174 neonaten met een fractuur geen aanwijsbare oorzaak voor het optreden van de fractuur wordt gevonden: de partus was niet traumatisch, er was geen reanimatie noodzakelijk na de geboorte en er waren geen aanwijzingen voor een aangeboren botziekte. Groenendaal en Hukkelhoven concluderen dat botbreuken bij pasgeborenen ook na een fysiologische partus of een ongecompliceerde sectio caesarea kunnen voorkomen.

Niet kan worden afgeleid welke gegevens zij gebruikt hebben om te beoordelen of de partus traumatisch was voor de baby en of de gegevens in de databank gebaseerd zijn op een volledige differentiële diagnostiek. Tenslotte is onduidelijk wanneer de fractuur is vastgesteld: direct na de partus in een klinische context of op een later tijdstip, bijvoorbeeld in de thuissituatie.

De differentiële diagnostiek van fracturen op de kinderleeftijd is zeer uitgebreid. Een aantal omvangrijke retrospectieve en prospectieve studies laat zien dat bij 0,1-0,6% van (ook niet-gecompliceerde) partussen fracturen kunnen ontstaan.2-4 Het door Groenendaal en Hukkelhoven gevonden percentage van 0,74 is daarmee vergeleken aan de hoge kant.

Fracturen treden nooit spontaan op. Biomechanisch gezien ontstaan fracturen uitsluitend als de balans tussen draagkracht en draaglast om welke reden ook verstoord is en de draaglast de draagkracht overschrijdt. Als gevolg hiervan buigt dan wel breekt het bot. Het type fractuur wordt bepaald door factoren die zowel met de draagkracht als met de draaglast van doen hebben. Het solitair vóórkomen van fracturen is geen indicatie voor welke oorzaak ook.5-7 Op basis hiervan kan niet worden gesteld dat een geboortetrauma waarschijnlijker is dan een letsel op basis van fysiek geweld. Alleen een zorgvuldige anamnese, een zorgvuldige beoordeling van de context en goed aanvullend onderzoek maken differentiatie tussen de diverse oorzaken van fracturen mogelijk: ziekte, ongeval of toegebracht letsel. Soms is het echter niet mogelijk om fracturen op basis van kindermishandeling bij voldragen pasgeborenen in de eerste vier weken na de bevalling te onderscheiden van fracturen die een andere oorzaak hebben.

R.A.K. Rutgers
R.A.C. Bilo
H.G.T. Nijs
A.N. Bosschaart
R.R. van Rijn
Literatuur
  1. De Volkskrant februari 20 2007.

  2. Rubin A. Birth injuries: incidence, mechanisms, and end results. J Obstet Gynecol. 1964;23:218-21.

  3. Camus M, Lefebvre G, Veron P, Darbois Y. Traumatismes obstétricaux du nouveau-né. Enquête retrospective à propos de 20409 naissances. J Gynecol Obstet Biol Reprod (Paris). 1985;14:1033-44.

  4. Bhat BV, Kumar A, Oumachigui A. Bone injuries during delivery. Indian J Pediatr. 1994;61:401-5.

  5. Williams R, Hardcastle N. Best evidence topic report. Humeral fractures and non-accidental injury in children. Emerg Med J. 2005;22:124-5.

  6. King J, Diefendorf D, Apthorp J, Negrete VF, Carlson M. Analysis of 429 fractures in 189 battered children. J Pediatr Orthop. 1988;8:585-9.

  7. Kogutt MS, Swischuk LE, Fagan CJ. Patterns of injury and significance of uncommon fractures in the battered child syndrome. Am J Roentgenol Radium Ther Nucl Med. 1974;121:143-9.