Eén nachtelijke traumahelikopter geen wezenlijke verbetering van acute hulpverlening

I.B.
Schipper,

Leersum, maart 2006,

In zijn brief aan de redactie analyseerde collega Thies de organisatie en inzet van het (nachtelijk) mobiel medisch team (MMT) (). Wij kunnen stellen dat een groot deel van zijn kritische analyse, bezien vanuit de Nederlandse situatie, juist is. Er dienen echter enkele kanttekeningen geplaatst te worden en er moet een aantal misvattingen worden rechtgezet.

Immers, door de inzet van het MMT is inmiddels het risico op overlijden bij (neuro)traumapatiënten met stomp letsel in Nederland 2,5 keer zo klein geworden.1 Dit laat zich vertalen in ruim 8 extra overlevende patiënten per 100 MMT-inzetten (tabel).1-15 Tevens is de kwaliteit van leven na het ongeval bij matig ernstig gewonde patiënten voor wie het MMT is ingezet, beter dan die bij patiënten voor wie dit niet is gebeurd.15 De genoemde categorieën patiënten vormen het merendeel van de slachtoffers voor wie het MMT in actie dient te komen. Onzes inziens heeft de gezondheidszorg hiermee een belangrijk middel verkregen om de hulpverlening die aan een ziekenhuisopname voorafgaat, kwalitatief te optimaliseren; volgens ons is er geenszins sprake van ‘experimentele medisch-specialistische zorg’.

De situatie waarin deze zorg gereserveerd blijft voor de daglichtperiode is onwenselijk. Landelijk blijven momenteel ongeveer 1500 ongevalsslachtoffers per jaar in de nacht verstoken van de benodigde aanvullende medische hulpverlening. De beslissing om de inzetbaarheid van MMT’s uit te breiden naar 24 uur per etmaal is dan ook niet gebaseerd op de publieke opinie, zoals Thies stelt, maar op onderzoek16 en maatschappelijke noodzaak.

Dat de nachtelijke inzet van een helikopter niet precies te vergelijken is met de inzet overdag, moge duidelijk zijn. De door Thies genoemde nadelen van nachtvluchten zijn zeker van toepassing. Er wordt daarom met diverse instanties hard gewerkt aan het behouden van de voordelen van helikoptervluchten (snelle beschikbaarheid van hulp, snel transport) in een daarvoor veilige opzet en omgeving. Los daarvan beseffen ook wij dat met slechts één nachtelijk MMT geen landelijk dekkend netwerk gerealiseerd kan worden. De huidige opzet betreft echter een pilotsituatie; na anderhalf jaar zullen nut en noodzaak van één of meer nachtelijke MMT’s geanalyseerd worden.

Tot slot: de door Thies genoemde optie om de zorg ter plaatse te verlenen vanuit de 10 bestaande traumacentra, is in strijd met zijn opmerking over de behoefte aan meer medische expertise. Landelijk voorzien de 4 (helikopter-)MMT’s jaarlijks ongeveer 3000 patiënten van aanvullende medische hulp. De 40 artsen van deze teams zijn specialistisch getraind en hebben uitgebreide ervaring met het behandelen van ongevalsslachtoffers en ernstig zieke patiënten in moeilijke situaties. Zij onderhouden deze hoge kwaliteit van zorg door uitgebreide scholing en door jaarlijks tenminste 75 patiënten te beoordelen voordat die in het ziekenhuis worden opgenomen. Uitbreiding van het aantal teams en dus van het aantal artsen zal leiden tot een verminderd aantal inzetten per arts (minder dan 30 per jaar bij 10 teams) en dientengevolge tot verminderde expertise.

I.B. Schipper,
Literatuur
  1. Frankema SPG, Ringburg AN, Steyerberg EW, Edwards MJR, Schipper IB, Vugt AB van. Beneficial effect of helicopter emergency medical services on survival of severely injured patients. Br J Surg. 2004;91:1520-6.

  2. Boyd CR, Tolson MA, Copes WS. Evaluating trauma care: the TRISS method. Trauma Score and the Injury Severity Score. J Trauma. 1987;27:370-8.

  3. Baxt WG, Moody P, Cleveland HC, Fischer RP, Kyes FN, Leicht MJ, et al. Hospital-based rotorcraft aeromedical emergency care services and trauma mortality: a multicenter study. Ann Emerg Med. 1985;14:859-64.

  4. Rhodes M, Perline R, Aronson J, Rappe A. Field triage for on-scene helicopter transport. J Trauma. 1986;26:963-9.

  5. Baxt WG, Moody P. The impact of a physician as part of the aeromedical prehospital team in patients with blunt trauma. JAMA. 1987;257:3246-50.

  6. Campbell RC, Corse KM, Boyd CR. Impact of interhospital air transport on mortality in a rural trauma system [abstract]. Ann Emerg Med. 1989;18:474.

  7. Boyd CR, Corse KM, Campbell RC. Emergency interhospital transport of the major trauma patient: air versus ground. J Trauma. 1989;29:789-93.

  8. Schwartz RJ, Jacobs LM, Yaezel D. Impact of pre-trauma center care on length of stay and hospital charges. J Trauma. 1989;29:1611-5.

  9. Hamman BL, Cue JI, Miller FB, O’Brien DA, House T, Polk jr HC, et al. Helicopter transport of trauma victims: does a physician make a difference? J Trauma. 1991;31:490-4.

  10. Schmidt U, Frame SB, Nerlich ML, Rowe DW, Enderson BL, Maull KI, et al. On-scene helicopter transport of patients with multiple injuries – comparison of a German and an American system. J Trauma. 1992;33:548-53.

  11. Cameron PA, Flett K, Kaan E, Atkin C, Dziukas L. Helicopter retrieval of primary trauma patients by a paramedic helicopter service. Aust N Z J Surg. 1993;63:790-7.

  12. Gearhart PA, Wuerz R, Localio AR. Cost-effectiveness analysis of helicopter EMS for trauma patients. Ann Emerg Med. 1997;30:500-6.

  13. Younge PA, Coats TJ, Gurney D, Kirk CJ. Interpretation of the Ws statistic: application to an integrated trauma system. J Trauma. 1997;43:511-5.

  14. Bartolacci RA, Munford BJ, Lee A, McDougall PA. Air medical scene response to blunt trauma: effect on early survival. Med J Aust. 1998;169:612-6.

  15. Oppe S, De Charro FT. The effect of medical care by a helicopter trauma team on the probability of survival and the quality of life of hospitalised victims. Accid Anal Prev. 2001;33:129-38.

  16. Ringburg AN, Frissen IN, Spanjersberg WR, Jel G, Frankema SP, Schipper IB. Physician-staffed HEMS dispatch in the Netherlands: adequate deployment or minimal utilization? Air Med J. 2005;24:248-51.