Misleidende reclame-uitingen over de indicatiestelling van doxazosine (Cardura) bij diabetes mellitus type 2 én hypertensie

K.
Hoogenberg

Groningen, december 2002,

Het feit dat doxazosine niet is opgenomen in de NHG-standaard ‘Diabetes mellitus’ uit 1999 (www.artsen.net/nhg/standaarden/M17/start.htm), zoals collega Janssen erkent, zou de discussie over de plaats van doxazosine bij patiënten met diabetes mellitus én hypertensie sluiten, wetende dat vele andere antihypertensiva wel in de richtlijn zijn opgenomen. Toch is het gemak waarmee Janssen hieraan voorbijgaat opmerkelijk en dit doet de gedachte rijzen dat er verschillen zijn in de opvatting over medische bewijslast.

In het huidige tijdperk van ‘evidence-based medicine’ wordt medisch handelen bij voorkeur gebaseerd op resultaten verkregen uit klinische studies.1 2 Resultaten van systematische overzichten (niveau A1) en van gerandomiseerde klinische studies van goede kwaliteit (niveau A2) vormen het sterkste bewijs. Klinische onderzoekingen van matige kwaliteit (niveau B) en niet-vergelijkende onderzoekingen (niveau C) worden lager gewaardeerd, en de mening van deskundigen geldt als laagste bewijsniveau (niveau D).

De NHG-standaard ‘Diabetes mellitus’ is reeds aangehaald. De American Diabetes Association (Clinical Practice Recommendations 2002, in: Diabetes Care 2002;25 Suppl 1:71-3, zie: http://care.diabetesjournals.org, doorklikken naar ‘Clinical Practice Recommendations’) schaart alleen het bewijs voor het gebruik van ACE-remmers, calciumantagonisten, β-blokkers en diuretica onder niveau A. Zij waarschuwt voor het gebruik van doxazosine omdat dit middel bij bepaalde patiënten hartfalen kan uitlokken. Het feit dat Janssen dit laatste alarm, voortkomend uit de nog steeds lopende ‘Antihypertensive and lipid-lowering treatment to prevent heart attack trial’(ALLHAT)-studie (een gerandomiseerd onderzoek), wegwuift, geeft aan dat hij geen belang hecht aan met evidence-based medicine verkregen resultaten. Zijn 1e en 2e referentie illustreren het onderwerp nauwelijks tot niet. Zo is het artikel van de gerespecteerde Ruilope en mede-auteurs niet een op doxazosine gebaseerde vergelijkende klinische trial. Zijn 3e en 4e referentie zijn van dubieuze kwaliteit omdat ze als supplement verschenen in de Journal of Hypertension, dat in onze plaatselijke richtlijnen voor het hanteren van farmaceutische informatie te boek staat als ‘een tijdschrift dat één of meer keren per jaar een door de farmaceutische industrie gesponsord supplement publiceert’. De laatste referentie heeft zelfs niets van doen met patiënten met diabetes mellitus.

Er is weliswaar kritiek op een overvloed aan richtlijnen,3 4 maar om de resultaten uit goed klinisch onderzoek te negeren en te laten domineren door een marketingvisie, is voor ons een weinig aantrekkelijk alternatief. Natuurlijk staat het eenieder vrij om zijn mening te uiten zoals ook over de plaats van doxazosine bij patiënten met diabetes mellitus én hypertensie. Alleen zijn dergelijke uitlatingen in termen van evidence-based medicine te classificeren als bewijsmateriaal van niveau D.

K. Hoogenberg
J. van der Tuin
Literatuur
  1. Evidence based medicine. A new approach to teaching the practice of medicine. JAMA 1992;286:2420-5.

  2. Woodcock JD, Greenley S, Barton S. Doctors' knowledge about evidence based medicine terminology. BMJ 2002;324:929-30.

  3. Barraclough K. Facilitators and guidelines. BMJ 2002;325:334.

  4. Richtlijnen en protocollen moeten op de schop. Medisch Vandaag 2002;22:18.