Voorlichting over kankerbehandeling en de media

F.S.A.M.
van Dam

Amsterdam, april 2002,

Collega Vermeulen stelt dat meer journalisten dan wij veronderstellen goed in staat zijn medisch nieuws te brengen. Hij geeft daar zelfs een saillant voorbeeld van. Wij zijn het met hem eens dat er zeer competente medisch en wetenschapsjournalisten zijn. Het probleem wordt echter gevormd door de talrijke andere verslaggevers en redacteuren die over medische onderwerpen schrijven terwijl zij in feite daar de achtergrond voor missen.

Overigens zijn wij ook door een journalist aangesproken over ons artikel. Hij stelde dat wij eens zouden moeten weten onder welke zware druk journalisten met gezondheidszorg in hun portefeuille worden gezet. Zij worden overspoeld met vaak zeer specialistische medische informatie (vaak gepusht door de farmaceutische industrie), persberichten van afdelingen voorlichting van de universiteiten en niet te vergeten de alternatieve genezers. De (financiële) belangen van farmaceutische industrie, medisch onderzoekers en alternatieve stromingen zijn kennelijk zo groot dat zij zich soms (te) weinig aantrekken van de belangen van patiënt en consument. Omdat journalisten soms zwichten voor die druk en onvoldoende weerwerk kunnen leveren, hebben wij, met Vermeulen, gepleit voor grote terughoudendheid bij het zoeken van publiciteit door in ieder geval de onderzoekers. Dat geldt zeker als de ‘doorbraak’ nog niet in de medische vakpers is gepubliceerd.

Vermeulens optimisme over de opvoeding van het grote publiek delen wij niet. Het feit dat bijna 1 miljoen Nederlanders per jaar gebruikmaken van alternatieve behandelwijzen leert immers wel anders. Dit aantal blijft de laatste jaren stabiel. Onder kankerpatiënten is het gebruik van alternatieve geneeswijzen de laatste jaren zelfs nog gestegen. En ondanks de grotere mondigheid van de Amerikaanse patiënt is de situatie in de VS in dit opzicht niet beter. Het recent verschenen eindrapport van de White House Commission on Complementary and Alternative Medicine Policy (www.whccamp.hhs.gov/index.html) laat zien dat ruim 150 miljoen Amerikanen gebruikmaken van voedingssupplementen. Het percentage ligt in Nederland een stuk lager, maar er is een stijgende tendens. Een andere negatieve factor vormt het hoge percentage verpleegkundigen dat van mening is dat alternatieve behandelwijzen geïntegreerd moeten worden in de dagelijkse zorg, evenals de ongeveer duizend alternatieve artsen die in ons land praktiseren. Hoe kunnen wij dan de burger die zijn krant leest en a fortiori patiënten die behandeld worden door dergelijke hulpverleners bijbrengen dat zij onbewezen behandelingen krijgen voorgeschreven? ‘De dokter (c.q. verpleegkundige) heeft er toch voor gestudeerd?’

Denkt Vermeulen werkelijk – terwijl bekend is dat hoger opgeleiden meer gebruikmaken van alternatieve geneeswijzen dan lager opgeleiden – dat ‘het algemene publiek’ in staat is om op basis van een bronnenanalyse (welke krant brengt het, is het door een wetenschappelijk tijdschrift gepubliceerd en komt het uit een laboratorium?) te beslissen of een zogenaamde doorbraak ergens op berust? Wij zouden het ook wel willen geloven, maar vrezen dat hier de wens de vader van de gedachte is.

F.S.A.M. van Dam
C.N.M. Renckens