De definitie van 'kwakzalver' in het publieke debat over alternatieve behandelwijzen

C.N.M.
Renckens

Hoorn, februari 2001,

De lezenswaardige reactie van Michels op ons artikel over het begrip ‘kwakzalver’ toont aan hoe oud en veelkleurig de term is en ondersteunt ons inziens onze bezorgdheid over de dreiging dat door de uitspraak van het hof de kwakzalver uit de vaderlandse taalschat gaat verdwijnen. In zijn slotalinea stelt Michels dat het hof vooral de synoniemen en de figuurlijke betekenis van de term als ‘mening van het publiek’ heeft opgevoerd. Hij acht het een heksentoer om aan te tonen dat dat onjuist is. De Vereniging tegen de Kwakzalverij, reeds 120 jaar hoedster van de onderhavige terminologie, is daarover minder pessimistisch.

De vooraanstaande lexicograaf Van Sterkenburg, naar wie wij in onze beschouwing reeds verwezen, stelde nog in 1997: ‘Bestaande woordenboeken berustten tot voor kort nauwelijks op een stratigrafisch samengesteld corpus, als gevolg waarvan zowel hun trefwoorden als de beschrijving ervan een min of meer toevallig karakter hebben.’ Hier kan aan toegevoegd worden dat definities en omschrijvingen in woordenboeken nooit totstandkomen na een enquête onder een representatieve steekproef van de bevolking. Daarbij komt dat de omschrijving in Van Dale van het begrip ‘kwakzalver’ aantoonbaar onjuist is, getuige het feit dat in 1999 ‘onbevoegde’ nog als één der synoniemen wordt vermeld, toen dat begrip door de invoering van de Wet op de Beroepen in de Gezondheidszorg (BIG) reeds obsoleet geworden was. Het hof lijkt bovendien te eisen dat de kwakzalver ‘boerenbedrieger, oplichter, knoeier’ is. De eerste twee synoniemen impliceren kwade trouw, de laatste vooral onbekwaamheid. Deze door Van Dale genoemde synoniemen hebben een sterk uiteenlopende betekenis: oplichters en boerenbedriegers zijn lieden die iemand willens en wetens bedriegen, een knoeier is iemand die zijn vak slecht uitoefent. Van Dale houdt zelf al rekening met dit probleem en stelt in de ‘Toelichting op het gebruik’ dat er achter ‘syn.’ ook bijna-synoniemen worden gegeven en benadrukt dat al deze niet ‘zonder meer door elkaar substitueerbaar’ zijn. Het vonnis is ons inziens dus gebaseerd op een onjuiste interpretatie van de wijze waarop woordenboeken totstandkomen.

Er zijn met andere woorden naast principiële bezwaren (laat medici onderling elkaar toch scherp kritiseren en daar hebben zij dan echt geen woordenboek bij nodig) ook voldoende lexicografische en semantische argumenten tegen het arrest in te brengen. Dit zal ook daadwerkelijk gaan geschieden, want de Vereniging heeft inmiddels besloten een bodemprocedure aan te spannen om de toelaatbaarheid van de term ‘kwakzalver’ veilig te stellen.

C.N.M. Renckens
F.S.A.M. van Dam
C.P. van der Smagt