De wonderbaarlijke opkomst van de 'kwakfondsen'

C.N.M.
Renckens

Hoorn, april 2000,

Het verhaal wordt zeer eentonig: ook Schuitemaker heeft dus niets met de kwakfondsen te maken. Dat ik hem pas aanschreef na kennisneming van de brieven van Valstar, Nieuwenhuis en De Klijn komt omdat hij toen als voornaamste betrokkene overbleef. Dat ik de door mij als meest waarschijnlijk veronderstelde ‘kandidaten’ niet van tevoren aanschreef, kwam omdat ik geen eerlijk antwoord verwachtte. De wijze waarop met behulp van stromannen de oorspronkelijke initiator van de kwakfondsen aan het gezicht wordt onttrokken stemde mij in dit opzicht weinig optimistisch.

Helaas blijft vooralsnog onbekend wie deze genius is. Schuitemaker kan het raadsel - net als Valstar, Nieuwenhuis et al. - makkelijk oplossen door voor ons even navraag te doen bij de chemicus Vogelaar, die hem opvolgde als voorzitter van de Maatschappij ter Bevordering der Orthomoleculaire Geneeskunde en die in de raad van advies van het Nationaal Hartfonds zit, of bij de orthomoleculair arts Trossèl, die publiceert in Schuitemakers blad Ortho en die Smalhout trachtte te interesseren voor het Nationaal Hartfonds. Zolang dat niet gebeurt en men elkaar in de wereld van de ‘serieuze beoefenaars van de orthomoleculaire geneeskunde’ in bescherming blijft nemen, kan mij niets worden verweten.

C.N.M. Renckens