De wonderbaarlijke opkomst van de 'kwakfondsen'

B.R.
de Klyn

Ellecom, februari 2000,

In de brief van collega Renckens () staat enkele malen de ANTTT vermeld, alsof deze vereniging iets met de genoemde fondsen heeft uit te staan. Er is integendeel geen enkel verband tussen onze vereniging en deze fondsen.

Ook collega Houtsmuller, die lid is van onze vereniging, heeft geen bemoeienis met deze fondsen, hoewel hij ooit als adviseur van het NFK te boek heeft gestaan. Hij had deze adviseursrol toebedeeld gekregen onder voor hem ondoorzichtige omstandigheden, maar toen hij begreep hoe deze fondsen werken, heeft hij zich er onmiddellijk van gedistantieerd. Collega Valstar, die wel adviseur is, is geen lid (meer) van de ANTTT. Collega Bolhuis is aspirantlid, wat betekent dat hij de opleiding tot NTTT-arts volgt.

Het is uiteraard in het belang van de niet-toxische tumortherapie om geld ter beschikking te krijgen voor onderzoek. Renckens laat te pas en te onpas weten, dat onze methoden niet kunnen werken, daar wij dit niet hebben kunnen aantonen in relevant onderzoek, maar in één adem zegt hij erbij dat het spenderen van onderzoeksgeld aan deze methoden zonde van het geld is, daar er geen enkele werking van uit kán gaan.

Deze laatste opmerking is volkomen in strijd met het onderzoek, dat (meest in de VS) al ter beschikking staat en onder andere vermeld is in het boek Nutritional oncology van Heber et al.1 Renckens suggereert tevens dat het zoeken naar methoden om kanker op niet-toxische wijze te bestrijden of de kankerpatiënt nutritioneel te ondersteunen bij het volgen van toxische therapieën, kwakzalverij is. Dat betekent dat elke onderzoeker of behandelaar die nieuwe wegen zoekt, daar waar de oude weg niet effectief of zelfs schadelijk is, zich met kwakzalverij inlaat. Met zo'n visie zou de vooruitgang in de geneeskunde tot stilstand komen, omdat iedereen weet, dat vooruitgang altijd uit onverwachte hoek komt. Als nooit iemand van de geschriften van Aristoteles had durven afwijken, zaten wij nu nog met de hersenen als koelorgaan, waarmee ik niets ten nadele van Aristoteles wil zeggen.

De ANTTT stelt zich op het standpunt, dat het verantwoord is patiënten te behandelen met methoden en middelen die hun werkzaamheid tenminste waarschijnlijk hebben gemaakt in betrouwbaar onderzoek, als er geen betere methode beschikbaar is. Als een nieuwe methode gebruikt wordt, moet dit in overleg met het bestuur en de wetenschapscommissie gebeuren en in een verantwoorde proefopstelling, en alleen met goedvinden van en voorlichting van de patiënt. Voor een dergelijk onderzoek moet de patiënt vrijgesteld worden van kosten, waarvoor geld ter beschikking moet worden gesteld. Tot nu toe putten wij alleen uit giften van patiënten en van de Moerman-vereniging, maar enige ondersteuning van bijvoorbeeld het KWF zouden wij zeer op prijs stellen.

Overigens staan in het artikel enige onjuistheden: de grootste firma voor voedingssupplementen is Orthica, waarmee de apotheker Schuitemaker niets te maken heeft, maar deze laatste is wel de oprichter van de MBOG. De biochemicus Vogelaar is nu voorzitter van de MBOG, wat een vereniging is voor orthomoleculaire therapie, die geen enkel commercieel doel nastreeft (wel onderzoek). Houtsmuller heeft geen binding met enige firma; het geven van ondersteuning bij de uitgave van een boek is uiteraard geen aanwijzing dat iemand voor die firma werkt. Wel heeft Houtsmuller de mogelijkheid om te publiceren in het blad De Orthomoleculaire Koerier, dat zich onder andere bezighoudt met hetgeen Houtsmuller nastreeft: niet-toxische, effectieve methoden om kankerpatiënten te helpen.2

Tenslotte moet mij van het hart, dat de aanvallen van de zijde van de Vereniging tegen de Kwakzalverij als positief resultaat hebben, dat wij steeds alerter worden op de methoden, die wij volgen. Het negatieve resultaat is dat het publiek in verwarring wordt gebracht: hoe kan iemand, die gespeend is van ervaring op het terrein van de complementaire geneeskunde, hier zo'n vernietigend oordeel over hebben, terwijl hij beweert een man van de wetenschap te zijn?

B.R. de Klyn
Literatuur
  1. Heber D, Blackburn GL, Go VLW, et al. Nutritional oncology. San Diego: Academic press; 1999.

  2. Houtsmuller AJ. Niet-toxische tumortherapie. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1995.