De wonderbaarlijke opkomst van de 'kwakfondsen'

C.N.M.
Renckens

Hoorn, maart 2000,

Valstar beweert dat mijn brief hoofdzakelijk onjuistheden bevat, maar is niet overtuigend. Of de drie kwakfondsen over drie jaar zullen worden toegelaten tot het CBF valt mijns inziens nog te bezien. Alleen het Nationaal Hartfonds (NH) vroeg tot nu toe CBF-erkenning aan en streeft ernaar de jaarverslagen aan te passen aan de eisen van het CBF, maar de geldstromen zijn nog erg ondoorzichtig. Zo haalde het NH in het eerste jaar van zijn bestaan reeds 1,9 miljoen gulden binnen aan donaties, hetgeen op een kapitaalkrachtige ‘weldoener’ kan wijzen. Subsidie ging naar onderzoek van chelatietherapie, de Stichting Wetenschappelijk Bureau Integratie Geneeskunde en de MBOG. Ik noteer Valstars uitspraak, dat er bij de geïncrimineerde fondsen wel sprake is van ‘geringe overlap voor wat betreft onder meer de juridische adviseurs’ en ben verder zo vrij om voorlopig weinig geloof te hechten aan ‘een patiëntenplatform’ als oprichter van het NFK.

Dat ik Valstar betitelde als basisarts had twee redenen. Ten eerste ben ik van mening dat basisartsen (of biologen) geen kankerpatiënten mogen behandelen. Dat behoort gedaan te worden door artsen die zich verder bekwaamd hebben: huisartsen en medisch specialisten. Het zijn ook deze professionals die de wetenschappelijke adviesraden van de erkende fondsen bevolken en aan hun bekwaamheid behoeft niet te worden getwijfeld. In die zin is concurrentie van kwakfondsen met adviseurs uit orthomoleculaire kring en de Artsenvereniging voor Niet-toxische Tumortherapie (ANTTT) inderdaad zeer ongewenst: medische wetenschap valt uit die hoek niet te verwachten. Mijn tweede reden was dat ook Valstar niet te beroerd is om ad hominem te reageren. Zo noemde hij ooit Spinnewijn, voorzitter van de Moerman-vereniging, naar aanleiding van een hem onwelgevallige uitspraak, ‘niet meer dan een simpele leek’,1 en verweet hij prof.P.Borst een ‘denkpatroon dat wijst op gebrek aan inzicht’.2

Het boek Nutritional oncology waarnaar Valstar verwijst, bevat geen overtuigende gegevens waaruit de directe invloed van voedingsadviezen op het tumorproces blijkt. De resultaten van nader onderzoek moeten worden afgewacht, maar gedetailleerde voedingsadviezen, die meer beogen dan het in goede voedingstoestand houden van kankerpatiënten, dienen vooralsnog uitsluitend in trialverband te worden gegeven. Of de patiënten die zich toevertrouwen aan ANTTT-artsen dienovereenkomstig behandeld worden (en horen dat er hoogstens sprake is van ‘experimentele’ therapie) lijkt mij twijfelachtig, gezien het feit dat de ANTTT zijn ‘therapeutische claim’, anders dan het KWF dacht, nog niet heeft ingetrokken.

Nieuwenhuis droeg door zijn subsidie voor Houtsmullers eerste boekje wel degelijk veel bij aan diens populariteit. Het lijkt onwaarschijnlijk dat Bohn Stafleu Van Loghum het financiële risico van de productie van Houtsmullers Niet-toxische tumortherapie anders had willen lopen. Houtsmuller was toen nog onbekend. In de prijslijst van 1 januari 1996 van Nieuwenhuis' Orthomoleculair Advies Bureau prijkt Houtsmullers boekje prominent tussen de ‘bijenpropolis’, de Mensviril G 2001, de hypothalamuscapsules en de ‘testisdrinkampullen’.

C.N.M. Renckens
Literatuur
  1. Valstar E. Ondemocratisch. De Orthomoleculaire Koerier 1999; 14;78:21.

  2. Valstar E, Nieuwenhuis R. Het KWF-congres: een kort commentaar. De Orthomoleculaire Koerier 1999;14;76:19-20.