Het Koningin Wilhelmina Fonds en de Houtsmuller-therapie bij kanker

F.S.A.M.
Van Dam

Amsterdam, september 1999,

Houtsmuller gebruikt dezelfde argumenten als in het kort geding dat hij aanspande tegen de Vereniging tegen Kwakzalverij. Wij hebben dan ook niets toe te voegen aan de uitspraken van de rechter, die wij, voorzover relevant, hier citeren. Ten aanzien van de waarde van de Houtsmuller-behandeling en de term ‘kwakzalver’ stelt de rechter: ‘In de wandeling wordt in de medische wereld een behandeling, waarvan in geen enkel opzicht is bewezen dat zij de beweerde werking heeft, betiteld als kwakzalverij. De door Renckens c.s. gebruikte betiteling van Houtsmuller is in dit opzicht gerechtvaardigd, nu zij inderdaad willen betogen dat Houtsmuller aan deze beschrijving voldoet.’ Er zijn sinds de uitspraak van de rechter op 12 mei 1999 geen onderzoeken gepubliceerd over de Houtsmuller-behandeling die ons nopen onze mening te herzien.

Over zijn ziektegeschiedenis merkt de rechter op: ‘Hij had daarvoor [namelijk voor correctie van de onjuiste voorstelling van zijn ziektegeschiedenis; C.N.M.R. en F.S.A.M.v.D.] in elk geval kunnen zorgen door in de nadien verschenen oplagen van zijn laatste boek de inleiding aan te passen of weg te laten of het boek in deze vorm uit de handel te nemen. Niet alleen liet hij dit na, maar is hij ook publiciteit blijven geven aan die onjuiste ziektegeschiedenis, zoals blijkt uit verschillende publicaties, zoals uit Gezondheidsnieuws van december 1998 en TV-studio van juni/juli 1998. Het voortgaan met de publicatie van deze onjuiste voorstelling van zaken, die nu juist moet dienen als bewijs van de omstreden werking van zijn dieet en die ook als bewijs van de omstreden werking dient, rechtvaardigt in de gegeven omstandigheden dat in de discussie door Renckens c.s. daarbij jegens Houtsmuller ook de kwalificatie leugenaar wordt verbonden.’ Wij wachten af of Houtsmuller in het hoger beroep dat hij aangespannen heeft, met een nieuwe visie op zijn ziektegeschiedenis komt.

Waar Houtsmuller op baseert dat de ziekenhuizen die alternatieve kankerdiëten verstrekken dit doen ‘. . . op begrip voor de mogelijkheid het herstel van de patiënt te ondersteunen’, is ons een raadsel. In de ziekenhuizen waar wij werken, is dit in ieder geval niet het geval. In het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis wordt het standpunt ten aanzien van alternatieve dieten als volgt geformuleerd in een patiëntenfolder: ‘Wij willen onze patiënten goed informeren en wij beschouwen de dieettherapieën van Moerman en Houtsmuller als alternatief. Een behandeling wordt ‘alternatief’ genoemd als zij gebaseerd is op uitgangspunten die niet in overeenstemming zijn met wetenschappelijke gegevens en als de werking ervan nooit is aangetoond. [ . . . ] Iedere patiënt kan zijn eigen voorkeuren en voedingsgewoonten hebben en daar wil het ziekenhuis als het enigszins kan graag rekening mee houden. Maar dit betekent dus niet dat het ziekenhuis de gedachtengang achter alternatieve diëten onderschrijft.'

Tenslotte nog het volgende. Houtsmuller stelt dat het onzinnig is te beweren dat hij schade zou hebben aangericht. Na de publiciteit rond de rechtszaak hebben meerdere nabestaanden ons geïnformeerd over hun ervaringen met Houtsmuller en andere ANTTT-artsen. Hieruit bleek dat de schade aangebracht aan het vertrouwen in de medische beroepsgroep en aan individuele patiënten wel degelijk zeer ernstig was. Een aantal patiënten en hun naasten zijn aan de rand van de financiële afgrond gebracht. Wij hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg verzocht aan de hand van de aan ons voorgelegde casussen, Houtsmullers handelwijze voor te leggen aan de medische tuchtrechtspraak.

F.S.A.M. Van Dam
C.N.M. Renckens