Het Koningin Wilhelmina Fonds en de Houtsmuller-therapie bij kanker

A.J.
Houtsmuller

Rotterdam, augustus 1999,

Graag wil ik hierbij reageren op de Brief aan de redactie van Renckens en Van Dam (). In hun artikel staat een aantal aperte onjuistheden.

Ten eerste heeft bij het steunen van opgegeven kankerpatiënten het haaienkraakbeenpoeder nooit centraal gestaan. In mijn boek Niet-toxische tumortherapie noem ik als specifieke kankerremmers onder andere: polyerga, prasteron (DHEA), quercetine, alstonine en flavopereirine.1 Gegevens over haaienkraakbeenpoeder staan slechts in de bijlage. Ook in het tweede boek komt het niet voor in het overzicht van mijn therapie en worden wel de hiervoor genoemde specifieke kankerremmers genoemd. Ook hier staan gegevens over haaienkraakbeenpoeder in een bijlage en worden verder behandeld in een vragenlijst.2

Overigens zijn bij herhaling angiogeneseremmende stoffen gevonden in haaienkraakbeenpoeder, onder andere door de groep van Folkman, terwijl er inmiddels een fase-III-onderzoek naar de werking van haaienkraakbeenpoeder plaatsvindt in de VS en Canada.3-7

Ten tweede: eind 1997 kreeg ik per toeval te horen dat er geen melanoommetastase in mijn rechter nier heeft bestaan, maar dat de toen gevonden afwijkingen in de urine een andere oorzaak gehad moeten hebben. Sedertdien heb ik ongevraagd elke interviewer erop gewezen dat mij ten onrechte in 1981 was meegedeeld dat er een melanoommetastase had bestaan en dat deze onjuiste informatie ten onrechte in het voorwoord van mijn boeken en in interviews was gemeld.

Zoals Renckens weet, heb ik direct begin 1998 mijn uitgever gevraagd deze onjuistheid over mijn ziektegeschiedenis in het voorwoord van mijn boeken te corrigeren. Helaas is dat pas in 1999 gebeurd. Verder staat onder meer in de special ‘Voeding en Kanker’ van het tijdschrift Voeding van oktober 1998 deze gecorrigeerde ziektegeschiedenis te lezen, zodat het onjuist is dat Renckens beweert dat ik pas tijdens een televisieprogramma op 22 maart 1999 zou hebben ‘onthuld’ dat mijn ziektegeschiedenis anders was geweest. Ook zijn suggestie dat dit op zijn initiatief zou zijn gebeurd, is in strijd met de waarheid. Ik heb er zelf van alles aan gedaan om deze correcte feiten naar buiten te brengen. Eveneens in 1998 heb ik meegewerkt aan het boek Zieke dokters, dat in 1999 verscheen en waarin de gecorrigeerde ziektegeschiedenis zeer uitvoerig beschreven wordt.8

Ten derde beweert Renckens volstrekt ten onrechte dat er een ‘wijd en zijd verspreide twijfel’ aan het waarheidsgehalte van mijn ziektegeschiedenis zou hebben bestaan. In zijn Actieblad tegen de Kwakzalverij schreef Renckens: ‘Houtsmuller heeft met zijn ziekte geluk gehad. Van melanomen is bekend dat zij, ook na uitzaaiing, soms spontaan genezen.’9 Renckens heeft er zelf dus ook nooit aan getwijfeld. Pas door mijn eigen mededelingen aan de pers, in tijdschriften en uiteindelijk in een televisieprogramma werd dit wijd en zijd bekend en vernam ook Renckens hierover.

Overigens is het onjuist van Renckens en Van Dam te beweren dat ik 10 jaar lang een verkeerde voorstelling van zaken zou hebben gegeven: mijn hiervoor genoemde boek is namelijk pas eind 1995 verschenen.1

Ten vierde is het onterecht te beweren dat ik mij rechtstreeks tot de kankerpatiënt zou hebben gericht zonder eerst steun onder vakgenoten te verwerven. Ik heb immers in mijn eerste boek hierover een wetenschappelijke verantwoording gegeven van mijn pleidooi voor deze aanvullende therapie.1 Serieuze negatieve kritiek is hierop niet verschenen. (Renckens zelf stelde in zijn Actieblad dat hij niet de moeite genomen had mijn boek te lezen, maar dat hij het desondanks wel een ‘flodderwerk’ vond).10

Sedertdien werden er diverse uitbehandelde kankerpatiënten naar mij verwezen. Voorts werden er al in 1995 in het Canisius Ziekenhuis in Nijmegen voorbereidingen getroffen voor een goed gefundeerd wetenschappelijk onderzoek samen met prof.dr.H.A.Valkenburg, prof.dr.P.Vroon, dr.L.Kunst en dr.M.C.G.Verstegen en zijn staf om de therapie onafhankelijk te laten beoordelen. Na 2 jaar van voorbereidingen trok een aantal oncologen zich terug, zodat het helaas niet meer mogelijk was om tot patiëntengroepen van voldoende omvang te komen. Tenslotte kreeg ik steun voor mijn methode van de Artsenvereniging voor Niet-Toxische Tumortherapie (ANTTT).

Ten vijfde is het onzinnig te beweren dat ik schade zou hebben aangericht. Uitgesproken onwetenschappelijk wordt de kritiek van Renckens en Van Dam waar zij stellen dat artsen ‘met een beroep op deze feiten hun patiënten de Houtsmuller-therapie voortaan met kracht van argumenten kunnen ontraden’. De discussie over de werkzaamheid van mijn therapie is absoluut niet meer inhoudelijk. Met ‘argumenten’ wordt de kwestie van mijn persoonlijke ziektegeschiedenis bedoeld. Renckens en Van Dam blijken onvoldoende op de hoogte van de wetenschappelijke literatuur over voeding en kanker. Daarin hadden zij kunnen lezen dat er massaal bewijs bestaat voor de werkzaamheid van de kankerremmende stoffen die ik in mijn therapie gebruik. Ik noem hier slechts enkele referenties uit de honderden die zijn verschenen.11-23 Alleen al over genisteïne zijn meer dan 1000 referenties op Internet beschikbaar.

Ik hoop nog steeds op een mogelijkheid een diepgaand wetenschappelijk onderzoek van de grond te krijgen en de huidige, in mijn ogen ongenuanceerde kritiek zoals die van Renckens en Van Dam achter mij te kunnen laten.

A.J. Houtsmuller
Literatuur
  1. Houtsmuller AJ. Niet-toxische tumortherapie. Een aanvulling. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1995. p. 127-8.

  2. Houtsmuller AJ, Lubrecht MMA. Het Dr. Houtsmullerdieet. Voeding als sterk wapen tegen kanker. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1997.

  3. Lie A, Langer R. Shark cartilage contains inhibitors of tumor angiogenesis. Science 1983:221:1185-7.

  4. Moses MA, Sudhalter J, Langer R. Identification of an inhibitor of neovascularization from cartilage. Science 1990:248:1408-10.

  5. Langer R, Brem H, Falterman K, Klein M, Folkman J. Isolations of a cartilage factor that inhibits tumor neovascularization. Science 1976;193:70-2.

  6. Oikawa T, Ashino-Fuse H, Shimamura M, Koide U, Iwaguchi T. A novel angiogenic inhibitor derived from Japanese shark cartilage (I). Extraction and estimation of inhibitory activities toward tumor and embryonic angiogenesis. Cancer Lett 1990;51:181-6.

  7. Maggie Fox. National Cancer Institute begins phase III clinical trials of shark cartilage drug Neovastat. Washington december 10.1998, Natural health village news.

  8. Lens P. Zieke dokters. Utrecht: Van der Wees; 1999. p. 59-69.

  9. Renckens CNM. Moerman is dood: Leve Moerman! Actieblad tegen de Kwakzalverij 1997;108:2-5.

  10. Renckens CNM. Naschrift na correspondentie. Actieblad tegen de Kwakzalverij 1998:109;6-7.

  11. Gogos CA, Ginopoulos P, Salsa B, Apostolidou E, Zoumbos NC, Kalfarentzos F. Dietary omega-3 polyunsaturated fatty acids plus vitamin E restore immunodeficiency and prolong survival for severely ill patients with generalized malignancy: a randomized control trial. Cancer 1998;82:395-402.

  12. Toriso M, Hayashi Y, Ishimitsu T, Fujimura T, Iwasaki K, Katano M, et al. Significant prolongation of disease-free period gained by oral polysaccharide K (PSK) administration after curative surgical operation in colorectal cancer. Cancer Immunol Immunother 1990; 31:261-8.

  13. Manolakis G, Merwe CF van der, Hager ED, Maltezos E. The omega-6-metabolite GLA (gamma-linolenic acid) as adjuvant in the management of the very advanced gastro-intestinal tract Cancer. Deutsche Zeitschrift für Onkologie 1995:27(5):124-9.

  14. Lamm DL, Riggs DR, Shriver JS, vanGilder PF, Rach JF, DeHaven JI. Megadose vitamins in bladder cancer: a double-blind clinical trial. J Urol 1994;151:21-6.

  15. Houtsmuller AJ. Is er nog hoop na uitgezaaide longkanker. Folia Orthica 1998;1:10-12.

  16. Houtsmuller AJ. De mogelijke invloed van pao pereira op kanker. Congres ‘Botanica in de Oncologie’ 19 juni 1999. Orthos, Den Haag. Arts & Apotheker 1999;3:5.

  17. Wattenberg LW. Inhibition of carcinogenesis by minor anutrient constituents of the diet. Proc Nutr Soc 1990;49:173-83.

  18. Chajes V, Lanson M, Fetisoff F, Lhuillery C, Bougnoux P. Membrane fatty acids of breast carcinoma: contribution of host fatty acids and tumor properties. Int J Cancer 1995;63:169-75.

  19. Heinonen OP, Albanes D, Virtamo J, Taylor PR, Huttunen JK, Hartman AM, et al. Prostate cancer and supplementation with alpha-tocopherol and beta-carotene: incidence and mortality in a controlled trial. J Natl Cancer Inst 1998;90:440-6.

  20. DeMarini DM. Dietary interventions of human carcinogenesis. Mutat Res 1998;400:457-65.

  21. Stoll BA. Eating to beat breast cancer: potential role for soy supplements. Ann Oncol 1997;8:223-5.

  22. Shao ZM, Wu J, Shen ZZ, Barsky SH. Genistein exerts multiple suppressive effects on human breast carcinoma cells. Cancer Res 1998;58:4851-7.

  23. Ghoneum M. Enhancement of human natural killer cell activity by modified arabinoxylane from Rice Bran (MGN-3). Int J Immunother 1998;XIV(2):89-99.