Samenvatting van de standaard 'Lage rugpijn' van het Nederlands Huisartsen Genootschap

B.W.
Koes

Utrecht, juli 1996,

De chiropractoren Pfeifle en Rubinstein stellen in hun tweede ingezonden brief naar aanleiding van de publicatie van de standaard ‘Lage rugpijn’ van het Nederlands Huisartsen Genootschap,1 en de daarop volgende correspondentie in het Tijdschrift wederom dezelfde kritiekpunten aan de orde: effectiviteit van manipulaties bij acute lage rugpijn, activerend beleid bij lage rugpijn, controle na 2 proefbehandelingen met manuele therapie en kosteneffectiviteit van verschillende behandelvormen bij acute lage rugpijn.

Op al deze punten is naar ons oordeel reeds afdoende ingegaan in onze reactie. Pfeifle en Rubinstein zijn niet geheel tevreden met onze argumenten en hebben een andere interpretatie van de literatuur, hetgeen uiteraard hun goed recht is. Het herhalen van standpunten lijkt onzes inziens in deze situatie echter overbodig. Op basis van de huidige ‘evidence’ in de literatuur (ook jegens genoemde kritiekpunten) is door de auteurs van de standaard ‘Lage rugpijn’ een afgewogen oordeel geveld, resulterend in richtlijnen voor huisartsen voor behandeling van lage rugpijn.

Voor een aantal keuzen uit de standaard, ook ten aanzien van de door Pfeifle en Rubinstein aangehaalde kritiekpunten, is het een gegeven dat de wetenschappelijke onderbouwing vaak gering en voor verbetering vatbaar is. Dit geldt overigens voor grote delen van de geneeskunde. Nader onderzoek op deze terreinen lijkt derhalve gewenst. Dit laat onverlet dat de standaard gebaseerd is op de huidige stand van zaken in de medische wetenschap. Indien toekomstig onderzoek leidt tot andere inzichten ten aanzien van vermelde kritiekpunten zijn wij graag bereid om de discussie voort te zetten. Tot die tijd is wat ons betreft deze discussie gesloten.

B.W. Koes
S. Thomas
Literatuur
  1. Faas A, Chavannes AW, Koes BW, Hoogen JMM van den, Mens JMA, Smeele IJM, et al. NHG-standaard Lage rugpijn. Huisarts Wet 1996;39:18-31.