Het aneurysma aortae abdominalis: screening en behandeling

A.
van der Lugt

Tilburg, juni 1993,

Terecht wordt er door Van der Vliet en Oomen op gewezen dat het aneurysma aortae abdominalis (AAA) een afwijking is waarbij de prognose ten opzichte van het natuurlijk beloop waarschijnlijk verbeterd wordt door screening en behandeling. Regelmatig is erop gewezen dat de opbrengst uitgedrukt in kosten per gewonnen levensjaar vergeleken met andere screeningsprogramma's gelijkwaardig of zelfs beter is.1-4 Het door de auteurs bepleite onderzoek juichen wij dan ook toe.

Toch zijn wij van mening, mede op basis van eigen onderzoek, dat het nu reeds gerechtvaardigd is om een bepaalde risicogroep te screenen. Wij denken hierbij aan familieleden van patiënten met een AAA. Alle tot nu toe gepubliceerde resultaten melden een prevalentie van 20-29% AAA bij broers van patiënten.5-9 Een recente publikatie over onderzoek bij de kinderen van patiënten met een geruptureerd AAA vermeldt dat bij 21% van de zonen een AAA wordt gevonden.10 Dit is vele malen meer dan de prevalentie van 6,3% bij mannen in de leeftijd 65-75 jaar.11 Voor de vrouwelijke familieleden geldt een zelfde verhouding.

Daarnaast is de omvang en bereikbaarheid van deze groep van dien aard dat de kosten van screening beperkt kunnen blijven. Voor deze screening is geen aparte organisatiestructuur nodig. De coördinatie van een dergelijk onderzoek zou kunnen liggen bij de huisarts, vaatchirurg of GGD. Misschien dat landelijk overleg tussen de betrokken instanties hierover duidelijkheid en eenvormigheid in handelwijze kan verschaffen.

A. van der Lugt
S.E. Kranendonk
Literatuur
  1. Collin J. Screening for abdominal aortic aneurysms. Br J Surg 1985; 72: 851-2.

  2. O'Kelly TJ, Heather BP. The feasibility of screening for abdominal aortic aneurysms in a district general hospital. Ann R Coll Surg Engl 1988; 70: 197-9.

  3. Russell JGB. Is screening for abdominal aortic aneurysm worthwhile? Clin Radiol 1990; 41: 182-4.

  4. Vroonhoven ThJMV van. Screening op aneurysma aortae abdominalis. [LITREF JAARGANG="1989" PAGINA="1061-2"]Ned Tijdschr Geneeskd 1989; 133: 1061-2.[/LITREF]

  5. Bengtsson H, Norrgård O, Angquist KA, Ekberg O, Oberg L, Bergqvist D. Ultrasonographic screening of the abdominal aorta among siblings of patients with abdominal aortic aneurysms. Br J Surg 1989; 76: 589-91.

  6. Collin J, Walton J. Is abdominal aortic aneurysm familial? Br Med J 1989; 299: 493.

  7. Webster MW, Ferrell RE, St Jean PL, Majumber PP, Fogel SR, Steed DL. Ultrasound screening of first-degree relatives of patients with an abdominal aortic aneurysm. J Vasc Surg 1991; 13: 9-13.

  8. Lugt A van der, Kranendonk SE, Baars AM. Screening op familiair voorkomen van aneurysma aortae abdominalis. [LITREF JAARGANG="1992" PAGINA="1910-3"]Ned Tijdschr Geneeskd 1992; 136: 1910-3.[/LITREF]

  9. Adamson J, Powell JT, Greenhalgh RM. Selection for screening for familial aortic aneurysms. Br J Surg 1992; 79: 897-8.

  10. Bengtsson H, Sonesson B, Lanne T, et al. Prevalence of abdominal aortic aneurysm in the offspring of patients dying from aneurysm rupture. Br J Surg 1992; 79: 1142-3.

  11. Collin J, Araujo L, Walton J. A community detection program for abdominal aortic aneurysm. Angiology 1990; 41: 53-8.