Hét CVA bestaat niet

H.J.G.H.
Oosterhuis

Groningen, december 1991,

In hun recente caput selectum stellen Kapelle, Hijdra en Van Gijn dat men de term ‘CVA’ als ouderwets en onvoldoende informatief moet beschouwen (1991, 2414-8). Hoewel dit niet expliciet in hun tekst staat, lijkt deze uitspraak te suggereren dat de term CVA beter kan vervallen. Het vervelende is dat het medisch spraakgebruik deze term niet kan missen, als equivalent voor de niet-medische termen beroerte of ‘attack’. Het voordeel van deze algemene ‘hoofdstam’-diagnose is dat hiermee niet méér gezegd wordt dan men verantwoorden kan zonder CT-scan of obductie; men doet bijvoorbeeld geen uitspraak over de vraag of het gaat om een bloedige of een onbloedige afwijking en evenmin over de meer precieze pathofysiologie. In het eerste stadium van het diagnostisch proces is dit het enige juiste. Aan het begin van het epidemiologische onderzoek, waarvan in de inleiding gewag wordt gemaakt, is men uitgegaan van 675 patiënten met een ‘first-ever stroke’ ofwel een eerste ‘CVA’, om vervolgens de onbloedige CVA's te selecteren en te komen tot groepen met een verschillende prognose. De term CVA moet mijns inziens dus blijven en is niet ‘ouderwets’. Uiteraard bestaat ‘hét CVA’ niet, wel ‘een’ CVA.

H.J.G.H. Oosterhuis