Foetale echografie en neurale-buisdefecten: morfologische diagnose zonder klinische zekerheid

J.D.
van Gool

Utrecht, januari 1991,

De kanttekeningen van de collegae Beekhuis et al. bij ons artikel zijn meer dan welkom: ze onderstrepen nog eens de ernst van de consequenties van inadequate prenatale diagnostiek bij neurale-buisdefecten, en het nut van een perinatologisch samenwerkingsverband, zoals dat in Groningen functioneert.

Dit samenwerkingsverband voorkomt de door ons gesignaleerde misvattingen, juist wanneer het vermoeden van een neurale-buisdefect vroeg in de zwangerschap is gerezen. De voorlichting aan de ouders begint met de mededeling van dat vermoeden, en kan niet compleet genoeg zijn: de perinatologie vormt daarvoor een veel betere basis dan welke andere discipline ook. Mutatis mutandis geldt dit voor alle echografisch aangetoonde foetale afwijkingen: ik verwijs hiervoor naar de rol die kinderurologie of kindercardiologie speelt bij de prenatale diagnostiek van aangeboren afwijkingen van de urinewegen of van het hart.

J.D. van Gool