Intoxicatie met koolmonoxide

W.G.
Zijlstra

Groningen, maart 1991,

Uit het antwoord van Hegger, Savelkoul en Sangster op het ingezonden van Zwart en dat van mij blijkt dat hetgeen wij menen helder te hebben uiteengezet, toch niet is begrepen. Uit de zinsnede ‘dat in het onderhavige kader fysiologie en klinisch jargon met elkaar op gespannen voet staan’ blijken twee misverstanden. In de eerste plaats is het geen kwestie van jargon; het verschil zit namelijk niet in de termen maar in de begrippen. In de tweede plaats is het geen verschil tussen fysiologie en kliniek; men doet talrijke clinici onrecht met de veronderstelling dat zij niet meer weten wat zuurstofverzadiging is. Wie de term verzadiging (saturatie) toepast op het percentage hemoglobine dat O2 heeft gebonden, maakt een denkfout. Men moet het begrip verzadiging of verzadigingsgraad niet toepassen op iets dat niet verzadigbaar is. Een verzadiging ligt per definitie tussen 0 en 1 (0 en 100%). Wanneer niet, zoals door Zwart en mij in extenso aangegeven, onderscheid wordt gemaakt tussen O2-verzadiging en oxyhemoglobinefractie, ontstaan er onvermijdelijk gevaarlijke misverstanden zodra er een aanzienlijke fractie niet-actieve hemoglobine in het bloed aanwezig is. Zonder dit onderscheid is het moeilijk om zinnig te spreken over O2-capaciteit en O2-affiniteit, kan geen eenduidige O2-dissociatiecurve meer worden getekend en gaat het zicht op de secundaire effecten die niet-actieve hemoglobinevormen, zoals carboxyhemoglobine en methemoglobine, op de O2-affiniteit van de resterende actieve hemoglobine uitoefenen, volledig teloor.

De bijdrage van Bosch en Willekens illustreert dat de berekening van de O2-verzadiging uit P, P en pH, zoals die door sommige bloedgasautomaten wordt uitgevoerd, een conceptueel juiste procedure is: de bepaalde grootheid is inderdaad de O2-verzadiging. Omdat het meetsysteem echter niet alle factoren die de O2-affiniteit moduleren, kan bepalen, is de betrouwbaarheid van deze bepaling van de O2-verzadiging minder groot dan die van een moderne CO-Oximeter. Aan deze moet zeker de voorkeur worden gegeven, maar dan dient de gepresenteerde grootheid wel de O2-verzadiging te zijn en niet de oxyhemoglobinefractie. Wanneer dit niet het geval is, moet dit worden gecorrigeerd. Het is de arts die behoort te bepalen wat er in de kliniek wordt gemeten, niet de technicus.

W.G. Zijlstra