Chondropathia patellae in de huisartspraktijk

F.T.M.
van den Bouwhuijsen

Velp, juni 1991,

Van Velzen stelt in zijn ingezonden schrijven dat Van de Lisdonk et al. terughoudend zouden zijn met o.a. fysiotherapie bij chondropathia patellae (resp. en 374-7). Van de Lisdonk et al. constateerden in hun artikel dat de artsen in de interviews verdeeld en terughoudend reageerden op het voorschrijven van fysiotherapie. In de reactie op het ingezonden schrijven stellen zij echter een fysiotherapeutische behandeling voor in de vorm van een belaste auxotonische quadricepsoefening met een isometrische ‘vasthoud-fase’ van één minuut (!), 4 tot 6 maal per dag. Ik kan het daar niet mee eens zijn.

Op de eerste plaats is niet duidelijk welk doel met de oefening beoogd wordt. Als spierversterkend kan ze niet worden aangemerkt omdat het aantal contracties (één) daarvoor te gering is en de contractie te lang duurt. Conditiebevorderend is ze evenmin omdat de aanspanningsfase te lang en de totale oefening te kort duurt. Stabiliserend kan ze niet zijn omdat de antagonisten niet bij het geheel worden betrokken en omdat niet ‘de functie’ wordt getraind.

Een tweede bezwaar betreft de vooronderstelling dat bij chondropathia patellae de M. quadriceps training zou behoeven. Aangezien het meestal jonge gezonde mensen betreft en in de praktijk de M. quadriceps zelden versterking behoeft, is het bij voorbaat voorschrijven van een standaardoefening mijns inziens onjuist.

Ten derde heb ik moeite met de vorm van de oefening, die een sterke belasting van het femoro-patellaire gewricht inhoudt, zeker omdat er over een hoek wordt gewerkt en de voet verzwaard is met een gewicht. De klachten zullen door de oefening eerder worden versterkt dan verminderd, ook al omdat niet aangegeven wordt hoe zwaar het gewicht per individuele patiënt zou moeten zijn.

Aangezien de fysiotherapeut gespecialiseerd is in het onderzoek van het kniegewricht is het aan te raden deze een onderzoek naar spierkracht, mobiliteit en ernst van de aandoening te laten verrichten en tevens te laten beoordelen of de klacht behandelbaar is.

De behandeling zal meestal neerkomen op een de trofische toestand bevorderende fysiotechnische therapie zoals Ultra Reiz-stroom en pulserende kortegolf, gericht op het patellafemorale gewricht. De winst bestaat voornamelijk uit vermindering van de klachtenduur: een juist gedoseerde therapie moet binnen korte tijd (6 tot 10 behandelingen; driemaal per week) tot een aanzienlijke klachtenvermindering kunnen leiden.

Als er sprake zou zijn van een M. vastus medialis-atrofie en er behoefte is aan spierversterkende oefeningen, dan zal de vorm daarvan individueel moeten worden bepaald. Ook daarvoor is de fysiotherapeut de aangewezen persoon.

F.T.M. van den Bouwhuijsen
Literatuur
  1. Zutphen HCF van, et al. Nederlands leerboek der fysische therapie in engere zin. Deel I. Utrecht: Bunge 1982: 175, 247.

  2. Träbert H. Ultra Reizstrom, ein neues therapeutisches Phänomen. Elektromedizin 1957; 2: 197.

  3. Arthner F. Ultrareizstrom in der Ambulatoriumspraxis. Elektromedizin 1960; 5: 22.