Psychologische factoren beïnvloeden de erectiele respons op papaverine-injectie

A.K.
Slob

Rotterdam, november 1991,

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het schrijven van collega's Leliefeld en Peulen. Het is verheugend dat zij ook vinden dat het belangrijk is om bij onderzoek van mannen met erectieproblemen te zorgen voor een aangename omgeving met visuele seksuele stimulatie. Dit leidt niet alleen op theoretische gronden doch zeker ook op praktische gronden tot betere, veiligere en snellere diagnostiek. Dat het op praktisch-ethische bezwaren kan stuiten, is juist, en patiënten dienen dan ook van tevoren te worden geïnformeerd en hun dient toestemming te worden gevraagd. Het blijkt dat slechts een klein percentage mannen overwegende bezwaren heeft en niet mee wil werken aan dit soort psycho-fysiologisch onderzoek. Waar wij voor hebben willen pleiten is dat urologische poliklinieken overgaan tot routinematige toepassing van dit soort onderzoek, in navolging ook van centra in het buitenland.1

Wij danken de briefschrijvers voor enkele aanvullingen op ons artikel. Met één veronderstelling van hen zijn wij het echter niet eens. De suggestie dat bij de man uit de controlegroep de 15 uur durende erectie tot een ‘partiële, tijdelijke afwijking van de corpora cavernosa zou hebben geleid ten gevolge van trabeculair interstitieel oedeem door hypoxie’ lijkt ons niet waarschijnlijk. In de periode van de 2e en 3e injectie had deze man de voor hem normale frequentie en duur van erecties tijdens seksuele activiteit en van ochtend- en nachterecties. Indien sprake zou zijn geweest van afwijkingen, mag verwacht worden dat ook in de thuissituatie veranderingen in het functioneren zouden zijn opgetreden. Wij blijven dus bij onze hypothese dat psychologische factoren de fysiologische respons op papaverine beïnvloeden.

Wij hopen dat ons artikel vele urologische centra over de drempel zal helpen om in een positief-seksuele sfeer ook visuele seksuele stimulatie, al dan niet gecombineerd met eenlage dosis papaverine,2 te gaan aanbieden vroeg in het differentiële diagnostische onderzoek van mannen met erectieproblemen. De positieve reactie van Leliefeld en Peulen stemt ons in dit verband hoopvol.

A.K. Slob
J.J. van der Werff ten Bosch
J.H.M. Blom
Literatuur
  1. Virag R, Shoukry K, Floresco J, Nollet F, Greco E. Intracavernous self-injection of vasoactive drugs in the treatment of impotence: 8-year experience with 615 cases. J Urol 1991; 145: 287-93.