Desmopressine en enuresis nocturna

R.A.
Janknegt

Maastricht, oktober 1991,

Onlangs lieten de kinderurologen en kindernefrologen bij monde van De Jong en Van der Heyden zich kritisch uit over het ongediscrimineerde gebruik van desmopressine als middel van eerste keuze bij de behandeling van enuresis nocturna op de kinderleeftijd Met deze opstelling kan ik mij geheel verenigen.

Inderdaad is de introductie van een nieuwe therapie via de media een delicate zaak, waarbij vaak ongewild eenzijdige informatie wordt gegeven. Ook hier was dat weer het geval: onlangs was er een dag-symposium voor alle behandelaars van bedplassers. De vele therapievormen werden daarbij besproken, o.a. ook desmopressine. In een interview met NOS-jeugdjournaal zette ik als voorzitter de verschillende therapieën nog eens op een rijtje. Dat het 20.00 uur NOS-journaal daar ongevraagd 1 zin uitneemt, kan leiden tot onjuiste voorlichting van en onterechte verwachtingen bij het publiek. Bij de veelvoud van toelichtingen aan de media kan periodiek een mededeling een eigen leven gaan leiden, hetgeen duidelijk zijn gevarenkant heeft.

De auteurs laten zich er niet duidelijk over uit wat de plaats van desmopressine dan wel is. Nu, na 5 jaar, wordt het middel vrijwel uitsluitend toegediend door specialisten bekend met de werkingen van het medicament. De auteurs geven als advies dat het middel gebruikt zou moeten worden bij de oudere patiëntengroep, zonder nadere differentiatie van de exacte leeftijd.

Ik meen dat wij ervoor moeten waken om patiënten te langdurig in een circuit te laten ronddraaien zonder adequate therapie. Onlangs meldde één van mijn patiënten (inmiddels 40 jaar) hoe zijn conscientieuze ouders hem gedurende zijn gehele jeugd hebben beziggehouden met onderzoek en behandeling voor eenvoudige enuresis nocturna. Hij werd daarbij gezien door een leger van artsen en onderzoekers, onder wie huisartsen, urologen, kinderartsen, natuurartsen, psychologen en psychiaters, allen met aan hun specialisme verwante therapieën.

Hoewel de situatie op de kinderleeftijd natuurlijk anders ligt, met een spontaan herstel van minstens 3% per jaar, meen ik dat bij kinderen ouder dan 10 jaar bij wie conservatieve behandeling (zoals de kalender- en wekkermethodieken) is uitgeprobeerd, het uitgebreide circuit niet in werking moet worden gesteld. Aangezien desmopressine geen bijwerkingen vertoont bij adequaat gebruik en pure enuresis nocturna geen specialistische vooronderzoekingen vereist,1 zal de huisarts toch na het uitproberen van de conservatieve methoden de beschikking moeten krijgen over deze vorm van therapie.

De waarschuwende woorden van de kinderurologen en de kindernefrologen moeten wij zeker ter harte nemen, maar een grotere bekendheid van de mogelijkheid van desmopressine in de eerste lijn kan geen kwaad. Het blijft steeds de taak van de behandelend arts om aan de patiënt of de ouders de juiste therapiegang te adviseren.

R.A. Janknegt
Literatuur
  1. Plötz FB, Baldew IM. Een enquête naar het diagnostisch beleid bij enuresis nocturna. [LITREF JAARGANG="1991" PAGINA="1747-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1991; 135: 1747-9.[/LITREF]