Het testen op HIV-infectie in de cardiologie

A.J.M.
Schipperijn

Noordwijk, augustus 1988,

In dit tijdschrift stelt prof. Meijler met betrekking tot het testen op HIV-infecties in de cardiologie dat niet politiek-ideologische, maar inhoudelijk-medische overwegingen het beleid in de volksgezondheid dienen te bepalen Hij heeft groot gelijk!

Wat is er toch aan de hand met deze HIV-infecties, dat er uit oogpunt van de volksgezondheid zo een ander standpunt moet worden ingenomen dan bij feitelijk alle andere de volksgezondheid bedreigende infectieziekten? Wat is er toch aan de hand, dat de primaire regels van het bestrijden van infectieziekten, te weten opsporen, zo nodig isoleren en waar mogelijk behandelen niet meer standaard mogen worden toegepast?

Ik heb het vage vermoeden, dat puur opportunistische (lees: politiek-ideologische) redenen hier een zeer belangrijke rol spelen. In de ontwikkelde landen, met name in de USA en West-Europa en van daaruit waarschijnlijk over de gehele wereld, behalve dan in Afrika, spelen bij de overdracht van HIV promiscue seksueel gedrag en (of) parenteraal gebruik van drugs thans de hoofdrol. Het gaat hier om gedragspatronen, die bij een zeer grote zo niet overgrote meerderheid der mensen als, eufemistisch gezegd, controversieel worden beleefd. Het is echter de overheid, gevormd uit en (of) gesteund door een groot aantal politieke partijen, die vindt dat zij niet het recht heeft in deze bevoogdend en moraliserend naar de burgers toe op te treden en daarbij de facto geen enkel bezwaar tegen vrij seksueel verkeer heeft en die voorts met betrekking tot het drugsgebruik een zeer tolerant (‘liberaal’) gedoogbeleid voert. Eenmaal geconfronteerd met wat rondweg gezegd de rampzalige gevolgen hiervan kunnen zijn, wordt het schaamtegevoel hierover bij de beleidsmakers, dat toch ontegenzeglijk moet ontstaan, onderdrukt door aan de potentieel met HIV besmette patiënt de gelegenheid te geven onderzoek hierop te weigeren, aldus aan de registratie van zijn mogelijke besmetting te ontkomen, en vervolgens de overheid de gelegenheid te geven haar handen in onschuld te wassen. Dezelfde overheid overweegt dan ook nog bij monde van haar staatssecretaris van WVC de opspoorders van deze nog steeds dodelijk verlopende infectieziekte voor het tuchtrecht te slepen! Merkwaardiger kan het al niet. Ik wil de zaak graag omkeren: ik hoop van harte dat de huidige beleidsmakers en adviseurs vanuit de gezondheidsraad zich realiseren dat zij in de toekomst door de dan levende maatschappij ter verantwoording kunnen worden geroepen en misschien ook nog juridisch aansprakelijk gesteld kunnen worden wanneer, mede vanwege dit overheidsbeleid, de ziekte AIDS zich sneller gaat uitbreiden dan thans wordt voorzien.

Los van dit alles wordt het tijd, dat ter bescherming niet alleen van de patiënt maar ook van zijn hulpverlener in Nederland een wet komt die de relatie tussen patiënt en arts in een behandelingscontract vastlegt, waarin niet alleen de rechten van de patiënt en de plichten van de behandelend arts, maar ook de plichten van de patiënt (bijv. te zeggen dat hij potentieel met HIV besmet kan zijn) en de rechten van een arts (hierop door middel van serologisch onderzoek in te gaan) omschreven zijn.

A.J.M. Schipperijn