Kathon CG: een belangrijk allergeen in cosmetica

D.P.
Bruynzeel

Amsterdam, april 1987,

De Groot en Weyland hebben duidelijk uiteengezet wat het gevaar is van het gebruik van dergelijke conserveermiddelen in cosmetica Sensibilisatie door het produkt lijkt toe te nemen. Bedroeg het percentage in hun vorige publikatie, ook bij een niet-geselecteerde groep patiënten met eczeem nog 1,4,1 de gegevens uit het bestand van De Groot et al. over de tweede helft van 1986 geven reeds een percentage van 3 (6 van 201) aan.

Het beeld wordt nog verontrustender als we kijken naar de cijfers van de laatste 6 maanden uit de polikliniek Huidziekten van het Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit te Amsterdam. In de periode van 1 november 1986 tot 1 april 1987 werd bij 23 van 264 patiënten (8,7%) die wegens eczeem epicutaan allergologisch onderzocht werden, een positieve reactie op Kathon CG gevonden. Bij 17 van de 264 (6,4%) was deze bevinding relevant (gerelateerd aan cosmeticagebruik), in 2 gevallen zeer goed mogelijk en bij 4 onduidelijk. Dit betekent dat 6 à 7% (rekening houdend met een 95%-betrouwbaarheidsinterval met als grenzen 4 en 12%) een contactallergie heeft voor een pas sinds enige jaren toegepast conserveermiddel. De testconcentratie bedroeg zoals gebruikelijk 100 ppm, in aqua; de patiënten waren niet geselecteerd op klachten ten gevolge van cosmeticagebruik. Op één na waren al deze patiënten vrouwen en het is onwaarschijnlijk dat industrieel gebruik van Kathon CG in deze groep een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de sensibilisatie.

Het advies voor een patiënt met een dergelijke contactallergie is in wezen eenvoudig: totale vermijding van het uitlokkende agens. Aangezien de cosmetica-industrie over het algemeen de samenstelling van haar produkten niet vermeldt op de verpakking in tegenstelling tot in de USA waar dat verplicht is, wordt het advies als volgt: toegestaan: alleen farmaceutische produkten, bijv. de bases van crèmes en zalven en door artsen voorgeschreven middelen. Daar komen dan nog bij de produkten van het handjevol cosmeticaproducenten dat de samenstelling van hun produkten wel vermeldt. Men dient te bedenken dat termen als ‘hypo-allergeen’ geen enkele garantie geven voor wat betreft de veiligheid van het produkt en dus in wezen nietszeggend zijn zolang de samenstelling niet openbaar is. Openbaarheid is vooral in het belang van de consument, die bij eventuele klachten een arts kan raadplegen. Onderzoek van en advies aan een patiënt die problemen heeft met een cosmeticum van bekende samenstelling kunnen doeltreffender en sneller uitgevoerd en gegeven worden. Dit is des te belangrijker als het gaat om stoffen die behalve in de cosmetica ook gebruikt worden in industriële produkten. Het adviseren aan patiënten om zelf, dus ongecontroleerd, een epicutane gebruikstest uit te voeren alvorens over te gaan op een nieuw cosmeticum, zal in vele gevallen onbevredigende resultaten opleveren. De test is moeilijker uit te voeren en te beoordelen dan op het eerste gezicht lijkt. Door bijv. de geringe concentraties die gebruikt worden, kunnen bij onvoldoende lang doorgaan met de test, fout-negatieve resultaten het gevolg zijn.

De rol van de Keuringsdienst van Waren, afd. Cosmetica, te Enschede, is een uiterst belangrijke. Door de samenwerking van de Dienst met de Commissie Contactdermatosen van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie wordt het mogelijk inzicht te krijgen welke componenten in deze massaal gebruikte produkten sensibiliseren. Het is echter de hoogste tijd dat bekend wordt in welke produkten Kathon CG al dan niet voorkomt om een zich naar het laat aanzien snel groeiende groep patiënten voldoende te kunnen adviseren. Bovendien is het te hopen dat in de cosmetica-industrie beseft wordt dat Kathon CG beter niet in cosmetica gebruikt kan worden. Het lijkt ons voor een cosmeticaproducent een goede reclame om eerlijk uit te durven komen voor de samenstelling van zijn produkt.

D.P. Bruynzeel
W.G. van Ketel
Literatuur
  1. Groot AC de, Bos JD, Jagtman BA, Bruynzeel DP, Joost Th van, Weyland JW. Contact allergy to preservatives- II. Contact Dermatitis 1986; 15: 218-22.