'Artsen Zonder Grenzen' in Tsjaad

R.P.A.
Boom

Amstelveen, januari 1986,

Het ingezonden schrijven van de collegae Achthoven et al. geeft in wezen aanleiding tot hetzelfde antwoord als het schrijven van collega Veldman Doordat in een rubriek als ‘Feuilleton’ op wat losse wijze enige persoonlijke indrukken kunnen worden beschreven, wordt er in mijn artikel niet ingegaan op de filosofie achter de geneeskundige hulp in ontwikkelingslanden. Daarom wordt wellicht ten onrechte de indruk gewekt dat de basisgedachte van Artsen Zonder Grenzen lijnrecht tegenover die van WEMOS en andere organisaties staat.

Ook Artsen Zonder Grenzen heeft niet de opzet om westerse geneeskunde zonder meer naar ontwikkelingslanden over te plaatsen. Het is een organisatie die zich primair poogt bezig te houden met kortdurende projecten voor noodhulp. Deze projecten komen altijd tot stand op verzoek van de lokale overheden. Bij het opzetten van een project wordt wel degelijk uitgegaan van bestaande noden ter plaatse en gepoogd wordt van het begin af aan de lokale bevolking te laten participeren. Dat daarbij voor een aantal ziektebeelden de traditionele lokale geneeswijze goede diensten kan bewijzen, is bekend. Incidenteel wordt binnen een project specialistische hulp (bijvoorbeeld door chirurgen) geboden op verzoek van de lokale instanties. Deze instanties verzoeken ook regelmatig om uitbreiding van de noodhulp tot een meer structurele hulp, waarbij het Primary Health Care-concept inderdaad de meest geschikte vorm lijkt. Gezien het handvest van Artsen Zonder Grenzen, wordt hier niet altijd automatisch op ingegaan, omdat de prioriteiten van de organisatie op verlenen van noodhulp zijn gericht. Het ligt dus geenszins in de bedoeling om jarenlang westerse geneeskunde op te dringen.

Zo is in Tsjaad een project opgezet dat drie fasen omvat. Gedurende de eerste fase worden artsen en verpleegkundigen geleverd aan de medische centra die samen met lokaal personeel, waaronder ook enkele artsen, pogen de gezondheidszorg in hun gebied te laten functioneren. In de tweede fase van het programma ligt de nadruk meer op preventieve activiteiten, meer specialistische zorg en moeder-kind-zorg, opleiding van personeel en herstelwerkzaamheden aan gebouwen. Tenslotte vindt in de laatste fase een evaluatie van het project plaats en trekken de medische ploegen zich geleidelijk terug. De inderdaad zeer gewenste structurele hulp met een intensieve deelname van de lokale bevolking verdient grote aandacht. Als andere organisaties dan Artsen Zonder Grenzen daartoe meer mogelijkheden hebben, dient in goed overleg een goede overname van de aanvankelijk op noodhulp gerichte projecten te worden gerealiseerd.

R.P.A. Boom
D. van Geldere