De artikelen van Katan (1985; 2490-2) en Knuiman en Katan (1985; 2500-5) roepen bij mij een aantal vragen op die vrij zeker een gevolg zijn van het feit dat ik de literatuur over het overigens steeds boeiende cholesterol-onderwerp niet meer zo precies bijhoud resp. veroorzaakt worden door het feit dat ik almaar niet kan begrijpen waarom de zo sterk wisselende klinische en morfologische manifestatie van de ziekte telkens weer wordt verwaarloosd. 1
Mijn eerste vraag geldt het gegeven dat over het gehele leeftijdsgebied de cholesterolconcentraties van Nederlandse mannen en vrouwen hoger waren dan die van Amerikaanse; het duidelijkst gold dit voor mannen van middelbare leeftijd. Als dat zo is, en ik heb geen redenen aan deze gegevens te twijfelen, behoort dan volgens de kort samengevatte argumenten in het commentaar van Katan de incidentie van ‘ischemische hartziekten’ in Nederland niet hoger te zijn dan in de Verenigde Staten? En is het niet net andersom? Wordt overigens met ‘ischemische hartziekten’ hetzelfde bedoeld als met ‘coronariaziekte’ en met ‘coronariaziekte’ weer hetzelfde als met ‘hart- en vaatziekten’? Ik heb ernstige bezwaren tegen het door elkaar gebruiken van die drie termen, maar wellicht heeft de auteur er een bedoeling mee. Coronariaziekte verhoudt zich tot hart- en vaatziekten als paratyfus B tot koorts en diarree. Als de auteur zich afvraagt waarom er zoveel discussie is over het verband tussen cholesterol en ‘hart- en vaatziekten’, waarom wordt aan die discussie dan voorbijgegaan?
En ten slotte vraag ik mij af waarom collega Katan een vraagteken achter de titel van zijn artikel plaatst?
F.L. Meijler
Literatuur
Meijler FL. Prevention of coronary heart disease: A cardiologist's view. In: Yu PN, Goodwin JF, eds. Progress in Cardiology, 10. Philadelphia: Lea and Febiger, 1981: 44-63.
Een consensus over cholesterol?
Utrecht, januari 1986,
De artikelen van Katan (1985; 2490-2) en Knuiman en Katan (1985; 2500-5) roepen bij mij een aantal vragen op die vrij zeker een gevolg zijn van het feit dat ik de literatuur over het overigens steeds boeiende cholesterol-onderwerp niet meer zo precies bijhoud resp. veroorzaakt worden door het feit dat ik almaar niet kan begrijpen waarom de zo sterk wisselende klinische en morfologische manifestatie van de ziekte telkens weer wordt verwaarloosd. 1
Mijn eerste vraag geldt het gegeven dat over het gehele leeftijdsgebied de cholesterolconcentraties van Nederlandse mannen en vrouwen hoger waren dan die van Amerikaanse; het duidelijkst gold dit voor mannen van middelbare leeftijd. Als dat zo is, en ik heb geen redenen aan deze gegevens te twijfelen, behoort dan volgens de kort samengevatte argumenten in het commentaar van Katan de incidentie van ‘ischemische hartziekten’ in Nederland niet hoger te zijn dan in de Verenigde Staten? En is het niet net andersom? Wordt overigens met ‘ischemische hartziekten’ hetzelfde bedoeld als met ‘coronariaziekte’ en met ‘coronariaziekte’ weer hetzelfde als met ‘hart- en vaatziekten’? Ik heb ernstige bezwaren tegen het door elkaar gebruiken van die drie termen, maar wellicht heeft de auteur er een bedoeling mee. Coronariaziekte verhoudt zich tot hart- en vaatziekten als paratyfus B tot koorts en diarree. Als de auteur zich afvraagt waarom er zoveel discussie is over het verband tussen cholesterol en ‘hart- en vaatziekten’, waarom wordt aan die discussie dan voorbijgegaan?
En ten slotte vraag ik mij af waarom collega Katan een vraagteken achter de titel van zijn artikel plaatst?
Meijler FL. Prevention of coronary heart disease: A cardiologist's view. In: Yu PN, Goodwin JF, eds. Progress in Cardiology, 10. Philadelphia: Lea and Febiger, 1981: 44-63.