Het rendement van routinebepalingen bij opname in een kliniek voor inwendige geneeskunde

J.C.
Netelenbos

Amsterdam, februari 1986,

Graag wil ik reageren op het commentaar van de collega's Venekamp, Wals en Westerhuis. Het gaat om een onderzoek van mensen. Een en ander betekent dat wij principiële tegenstanders zijn van de zogenaamde routine-aanvragen. Wij hebben dit onderzoek verricht om een beeld te krijgen van de aanvragen die zonder controleerbare argumentatie werden gedaan of waarvan wij niet konden bevroeden of deze iets met de opnamediagnose of differentiële diagnose te maken hadden. Natuurlijk, dit onderzoek is retrospectief zoals wij meermalen in ons artikel stelden. Een prospectief onderzoek zal wellicht een vertekend beeld naar de andere kant geven, omdat men dan elke aanvraag argumenteert en er dan geen sprake meer is van routine-aanvragen. Het is onzes inziens terecht om over rendement te spreken van routine-aanvragen, niet van gerichte aanvragen. Waarschijnlijk haalden de collega's deze begrippen door elkaar. Weliswaar gaf dit onderzoek slechts een retrospectief beeld uit een bepaalde periode van een bepaalde kliniek waar geen routine-aanvraagprotocollen aanwezig zijn en waar een controle is op de statussen i.v.m. het opleidingskarakter. Uw suggestie dat er in een niet-opleidingsziekenhuis met meer ervaren artsen achteraf gezien minder overbodig laboratoriumonderzoek zal plaatsvinden, dient onzes inziens eerst hard gemaakt te worden. Met betrekking tot de opmerking over de referentiegebieden, stellen wij juist om bij een bepaalde betrouwbaarheid (bijv. 95%) te streven naar boven- en ondergrenzen (bijv. P 97,5 en P 2,5) op basis van eigen onderzoek onder controlegroepen.

J.C. Netelenbos