Nadere beschouwing van de perinatale sterfte in verschillende landen

D.
Hoogendoorn

Zie ook de rubriek Ingezonden.

In mijn onlangs gepubliceerde artikel over de perinatale sterfte worden o.a. gegevens vermeld over alle westerse landen waarover gegevens konden worden verkregen.1 Nadere beschouwing van deze cijfers leidde tot de volgende aanvullende, tabel. Hierin vindt men dezelfde landen vermeld. Luxemburg is weggelaten wegens de zeer kleine getallen waarop de sterftecijfers van dit land zijn gebaseerd. De overige landen zijn wederom gerangschikt naar de hoogte van de sterfte tijdens 19701972 (gemiddeld). De periode 19701972-1984 is thans verdeeld in 3 tijdvakken, namelijk 19701972 tot 1975, 1975 tot 1980 en 1980-1984. In de kolommen 6, 7 en 8 vindt men voor elk van deze periodes de gemiddelde daling per jaar, berekend op dezelfde wijze als in het artikel vermeld.1 Kolom 9 tenslotte drukt de gemiddelde daling per jaar tijdens de 3e periode uit als percentage van de daling in de 1e periode. Bij deze verdeling in 3 tijdvakken valt het volgende op.

1. De landen die in de tabel een hoge plaats innemen, en dus in 19701972 reeds relatief lage sterftecijfers hadden, tonen, met uitzondering van Finland, in de eerste periode hoge dalingspercentages. Dit geldt ook voor Nederland. De landen daarentegen met aanvankelijk zeer hoge sterftecijfers (onderste deel van de tabel) laten in meerderheid een trage daling zien. Tijdens de 2e periode, 1975 tot 1980, is de gemiddelde daling van Nederland het laagst van alle. Tijdens de 3e periode daalt alleen Denemarken nog trager.

Instructief is de laatste kolom. De landen die in 19701972 een hoge plaats innamen (lage sterfte), dalen tijdens de laatste periode in het algemeen trager dan in de 1e periode, terwijl de onderaan geplaatste landen, die in de 1e periode in het algemeen relatief langzaam daalden, in de jongste jaren een versnelling te zien geven. West-Duitsland is de grote uitzondering. Dit land daalt in alle 3 de perioden het snelst. Onlangs bekend geworden cijfers tonen aan, dat dit zich tot in 1985 voortzet. De sterfte per 1000 geborenen bedroeg in 1983, 1984 en 1985 resp. 9,3, 8,6 en 7,9.

2. In de figuur zijn de gegevens weergegeven van de landen met een traditioneel lage sterfte, namelijk de Scandinavische landen, Zwitserland en Nederland en bovendien van Engeland en West-Duitsland. Het grijze gebied bevat de lijnen van Zweden, Finland, Denemarken, Noorwegen en Zwitserland. In 1982 treedt West-Duitsland in dit gebied binnen. Nederland treedt er in 1976 tijdelijk uit en lijkt dit omstreeks 1980 definitief te doen. Het grijze gebied laat tijdens de eerste periode een convexe daling zien. Dit wekt de indruk, dat tijdens dit tijdvak de daling geleidelijk sneller is gaan verlopen. Na een periode met een min of meer gelijkmatige daling, waarin vooral de rechte lijn van Zweden opvalt, treedt omstreeks 1980 voor deze landen een vertraging in.

3. Het bovenstaande leidt tot de veronderstelling, dat de landen die in 19701972 reeds fraaie cijfers konden tonen, er in het algemeen het best in zijn geslaagd vroeg profijt te trekken van de nieuwe mogelijkheden die de perinatologie bood. De relatief trage daling in de laatste periode zou er op kunnen wijzen, dat deze landen het laagste niveau van sterfte beginnen te naderen dat onder de gegeven lokale omstandigheden bereikbaar lijkt. Dit geldt ook voor Nederland, met de aantekening, dat het tot dusverre bereikte niveau bij ons relatief hoog ligt. In 19701972 was ons sterftecijfer 14 hoger dan dat van Zweden; in 1984 beliep het verschil 37.

D. Hoogendoorn
Literatuur
  1. Hoogendoorn D. Indrukwekkende en tegelijk teleurstellendedaling van de perinatale sterfte in Nederland.Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130:1436-40.

Bijlage