Chemotherapeutica en antibiotica bij urineweginfecties

R.A.P.
Koene

Een van de middelen die door Hoepelman en Verhoef worden aanbevolen is nitrofurantoïne (1986;1788-90). In de tabel vermelden de auteurs de gangbare, maar te hoge dosis van 4 dd 100 mg. Zoals ik al eerder in dit tijdschrift betoogd heb, is een dosis van 4 dd 50 mg ruim voldoende om bacteriostatische concentraties in de urine te verkrijgen bij patassing van nitrofurantoïne in deze hoeveelheid leidt niet tot misselijkheid, braken of anorexie, bijwerkingen die bij hogere doses vaak viënten met normale nierfunctie.1 Toepoorkomen. Het is te betreuren dat dit in Nederland nog steeds niet is doorgedrongen tot de artsen die urineweginfecties behandelen. Vrijwel onveranderd wordt aan patiënten de te hoge dosis van 4 x 100 mg voorgeschreven. De dosis van 4 x 50 mg voorkomt de onaangename bijwerkingen van het middel zonder verlies aan werkzaamheid. Daarenboven is nitrofurantoïne in een dosis van 50 mg, 's avonds, uitstekend geschikt als profylaxe bij recidiverende urineweginfecties.2

Er is dan ook weinig aanleiding om, zoals de schrijvers suggereren, de plaats van dit middel in ons therapeutisch handelen opnieuw te bepalen. Mits op de juiste manier gedoseerd, kan nitrofurantoïne ongetwijfeld het middel van eerste keus blijven voor de behandeling van ongecompliceerde urineweginfecties bij patiënten met een normale nierfunctie.

Wij zijn collega Koene erkentelijk voor zijn reactie. Inderdaad is 4 dd 50 mg nitrofurantoïne gedurende 10 dagen voldoende om een ongecompliceerde urineweginfectie bij een vrouw te behandelen.1 Wij hebben ons echter gehouden aan de in de Engels-Amerikaanse literatuur gebruikelijke en in ons land in het Farmacotherapeutisch Kompas aangeraden dagdosis van 400 mg.2 Het is niet geheel juist dat nitrofurantoïne in een dagdosis van 200 mg geen aanleiding geeft tot misselijkheid, braken of diarree. Gossius beschrijft deze bijwerking bij 10 van zijn patiënten en bij slechts 2 van zijn controlepersonen. Met deze dosering zag hij bij 25 van zijn patiënten een ‘minor adverse reaction’, bij 10 van zijn patiënten moest de therapie om deze reden zelfs worden gestaakt. Ook de veel ernstiger pulmonale en neurotoxische bijwerkingen worden in Zweden, waar nu juist deze lage dosis wordt gebruikt, in toenemende frequentie gezien.3 Omdat het overigens zeldzame chronische pulmonale syndroom juist bij langdurig continu gebruik van nitrofurantoïne in lage dosering is beschreven, hebben we de overigens doeltreffende suppressietherapie met 50 mg ante noctem in het laatste deel van de tabel weggelaten.

Op grond van de aanvullingen van collega Koene zien wij geen reden voor wijziging van onze conclusies: (a) tenzij meer studies bevestigen dat een eenmalige dosis nitrofurantoïne doelmatig is bij de behandeling van ongecompliceerde urineweginfecties, lijkt het tijd om de plaats van dit geneesmiddel opnieuw te bepalen en (b) een acute ongecompliceerde urineweginfectie bij een niet-zwangere vrouw kan het best bestreden worden met een kortdurende therapie of met een eenmalige hoge dosis co-trimoxazol.

R.A.P. Koene
I.M. Hoepelman
J. Verhoef
Literatuur
  1. Koene RAP. Bijwerkingen van nitrofurantoïne.Ned Tijdschr Geneeskd 1982; 126:1290.

  2. Barley RR, Gower PE, Roberts AP, Wardener HE de.Prevention of urinary-tract infection with low-dose nitrofurantoin. Lancet1971; ii: 1112-4.

  3. Gossius G. Single dose nitrofurantoin therapy forurinary tract infections in women. Current Therapeutic Research 1984; 35:925-31.

  4. Centrale Medisch Pharmaceutische Commissie van deZiekenfondsraad. Amstelveen: Ziekenfondsraad, 1986: 583-4.Farmacotherapeutisch Kompas 1986.

  5. Holmberg L, Bouman G, Böttiger, et al. Adversereactions to nitrofurantoin. Am J Med 1980; 69: 733-8.

Bijlage