Consensus osteoporose

L.
Slootmaeckers

Na het lezen van de overigens verhelderende samenvatting van de consensus-bijeenkomst (1986;584-90) blijven mij vragen omtrent ‘het nut van gestandaardiseerd en herhaald meten van de lichaamslengte’ (stelling 17). Met name wordt voor dit goedkope en in de huisartspraktijk haalbare onderzoek niet vermeld hoe dikwijls het moet gebeuren om zinvol te zijn, noch welke veranderingen van de lichaamslengte een aansporing moeten vormen tot een verder onderzoek en (of) behandeling.

Het herhaald gestandaardiseerd meten van de lichaamslengte, zoals aanbevolen in stelling 17 van de osteoporoseconsensus, was zeker niet bedoeld als aanbevolen methode om een overigens nog symptoomloos verlopende osteoporose op te sporen. Bedoeld is aan te geven dat men zich zo op eenvoudige wijze grofweg kan oriënteren omtrent het aanslaan van een therapie, zonder dat steeds weer röntgenfoto's van de wervelkolom behoeven te worden genomen. Bij een patiënt die wordt behandeld en dus regelmatig wordt teruggezien, en die geen nieuwe klachten van acute rugpijn heeft, zou men éénmaal per jaar de lichaamslengte kunnen meten. Moeilijker is het precies aan te geven welk lengteverlies een aanwijzing vormt tot het doen verrichten van nader onderzoek, omdat het proces lijkt voort te gaan. Men dient daarbij in het oog te houden dat de verschijnselen van osteoporose van de wervelkolom in het algemeen schoksgewijs verlopen en dat inzakkingen c.q. voortgaande vormveranderingen van wervels meestal met pijn gepaard gaan. Voor een sterk vermoeden van een compressiefractuur is dat belangrijk: acute pijn én korter worden (bijvoorbeeld ineens 1 à 1½ cm). Vormveranderingen ontstaan meestal meer geleidelijk; ze behoeven niet met pijn gepaard te gaan. Bovendien kan door versmalling van een aantal tussenwervelschijven ook een meer geleidelijk optredend verlies van lichaamslengte plaatsvinden. Wanneer een voortgaand verlies van lichaamslengte is geconstateerd, zal men dus in ieder geval nader (röntgen)onderzoek moeten laten verrichten.

L. Slootmaeckers
D.H. Birkenhäger-Frenkel
Bijlage