Terminale thuiszorg: 'een uitzonderlijk geval'

M.L.M.
Houben

Uit het artikel van collega Massop (1986;289-91) blijkt, dat deze huisarts zeer veel zorg aan zijn patiënt heeft besteed, 1455 huisbezoeken! Toch dient men zich af te vragen of de behandeling zinvol is geweest. Iemand met een subclavia-infuus, twee buikwandfistels, een dunne-darmcatheter door de buikwand, een vaginale balloncatheter en hevige pijnen leidt geen menswaardig bestaan. Waarom moet deze patiënt met een uitgebreid carcinoom in leven worden gehouden met behulp van een subclavia-infuus? Deze infusen zijn bedoeld voor patiënten, bij wie een periode moet worden overbrugd, waarin onvoldoende voedingsstoffen oraal kunnen of mogen worden toegediend, maar niet om een lijdensweg 17 maanden te verlengen. Sondevoeding zou hier acceptabel zijn geweest; de ziekteduur zou dan waarschijnlijk beduidend korter zijn geweest. Mag een mens gewoon sterven, ook als hij niet voldoende voedsel tot zich kan nemen? Er is hier mijns inziens ten onrechte gebruik gemaakt van nieuwe specialistische medische technieken. De eerste lijn hoeft zeker niet sterker!

Had collega Houben onze klinische les goed gelezen, dan had zij geweten dat via het subclavia infuus door ons alleen fysiologische zoutoplossing werd toegediend en geen voedingsoplossing. Dit infuus was al in het ziekenhuis ingebracht en werd door ons in situ gelaten om bij verdorsten vocht toe te kunnen dienen en eventueel medicamenten. Wij gaven alleen 2 l zoutoplossing per etmaal en zijn ervan overtuigd dat patiënte hiervan veel voordeel heeft gehad. Overigens werd door ons geen gebruik gemaakt van nieuwe specialistische technieken. Het subclavia-infuus, de dunne-darmcatheter en de anus praeternaturalis waren klinisch-specialistisch aangelegd. De enige specialistisch-technische toevoeging die wij lieten aanbrengen, was de epidurale catheter om de pijn te bestrijden. De overige technische voorzieningen zoals vaginale balloncatheter en receptacula voor de buikwandfistels waren improvisaties onzerzijds, ter behandeling van veel narigheid. Collega Houben ziet dat haar zogenaamde specialistische technieken terecht, en niet ten onrechte zoals zij stelt, goed uitvoerbaar zijn in de eerste lijn. Kennelijk heeft zij ‘geen idee’ wat dunne-darmfistels voor de patiënt betekenen; zeker vaginaal! Of een leven al of niet menswaardig is, is in de eerste plaats ter beoordeling van de patiënt en niet aan de objectieve waarnemer op 200 km afstand. Zeker mag een mens gewoon sterven, het is echter onze taak dit sterven zo goed mogelijk te begeleiden en zo draaglijk mogelijk te maken. En naar onze mening is dat in het onderhavige geval met veel zorg en energie redelijk goed gelukt.

Uit de opmerkingen van collega Houben klinken verwijten en een hint in de richting van . . . maar liever termineren. Collega Houben moge zich indenken dat er ook nog patiënten zijn die absoluut niets van euthanasie willen weten. Zoals wij al schreven, hebben wij zeer veel met patiënte gesproken, alles werd tot in de finesses met haar doorgesproken en zij heeft als eenvoudig, doch geïntegreerd mens, haar lijden en sterven geaccepteerd. Dit mag ons tot nadenken stemmen.

De bedoeling van deze klinische les was o.a. te tonen dat de zogenaamde specialistische technieken heus niet zo bijzonder zijn en best te hanteren zijn in de eerste lijn. Verder was het de bedoeling er op te wijzen dat voor terminale thuiszorg zeer veel energie, improvisatie en doorzettingsvermogen noodzakelijk zijn. Terminale zorg wordt dagelijks door vele huisartsen in den lande, in samenwerking met andere eerstelijnswerkers, met zeer veel inzet en liefde verleend en dat is een goede zaak. Men zou bij dit werk wat meer steun en waardering van overheidswege en ook van de kant van de financiers verwachten. Wat versterking van deze kant van de eerste lijn (één van de vele)! De essentie van deze klinische les is collega Houben kennelijk ontgaan.

M.L.M. Houben
J.H.A. Massop
Bijlage