De behandeling van kystische fibrose

M.J.
van Toorn

Dit interessante artikel van J.C.de Jongste et al. (1986;297-301) laat voor het bepalen van de keuze van de te gebruiken antibiotica een aantal vragen open.

– Graag had ik de reden vernomen waarom van de aminoglycosiden als eerste voor tobramycine wordt gekozen, speciaal in een vergelijking met netilmicine over dosis-effectiviteit en -toxiciteit. Vermelding van het resultaat van de wekelijkse controle van nier- en gehoorfunctie zou daarbij van nut kunnen zijn. Overigens stelt zich hier de vraag of zo'n controle elke week na beëindiging van de opname niet een te grote belasting voor de patiënt is. Controle alleen tijdens de opname lijkt daarentegen niet bijzonder informatief.

– De initiële keuze voor het ?-lactam-antibioticum ticarcilline, ondanks de daaraan inherente belangrijk zwaardere Na-belasting in vergelijking met azlocilline, wordt niet onderbouwd door vergelijking van de frequentie van voorkomen van voor azlocilline ongevoelige stammen bij het aangegeven regime ten opzichte van die welke zich manifesteert bij het toepassen van azlocilline als ?-lactam-antibioticum van de eerste keus. Zonder een zodanige vergelijking is de vermelde voorkeur onverklaard.

– Dat er na gebruik van ticarcilline en azlocilline nog veel Pseudomonasstammen voorkomen die dan toch nog gevoelig zijn voor cefsulodine waag ik te betwijfelen. Zou dit toch het geval zijn, zou ik vrezen dat patiënten met een aan de kliniek verbonden stam zijn besmet.

– Tenslotte zou bij de aërosol-therapie naast het gebruik van tobramycine volledigheidshalve nog de toepassing van polymyxine kunnen worden vermeld. Ook al kan daarvan evenmin veel resultaat worden verwacht, men voorkomt in elk geval resistentie voor algemeen bruikbare middelen.

In antwoord op de opmerkingen van collega Van Toorn willen wij het volgende naar voren brengen:

– De werkzaamheid van tobramycine in vitro ten opzichte van Pseudomonas aeruginosa is groter dan die van netilmicine.1 Gehoor- en nierfunctie kunnen al tijdens de behandeling met aminoglycosiden verslechteren. Controle dient daarom gedurende en tevens 3 à 4 weken na het staken van de therapie te worden verricht.

– Inderdaad is de gevoeligheid van P. aeruginosa voor ticarcilline ongeveer dezelfde als die voor azlocilline. De reden dat wij de voorkeur geven aan ticarcilline bij patiënten bij wie geen zoutbeperking noodzakelijk is, is dat de kans op allergische reacties bij azlocilline wat groter lijkt te zijn dan bij ticarcilline.2

– Bij onze patiëntengroep is ongeveer 10 van de P. aeruginosa-stammen die niet gevoelig zijn voor ticarcilline en azlocilline, nog goed gevoelig voor cefsoludine. Uit typeringsonderzoek is gebleken dat patiënten met kystische fibrose gedurende een lange periode met dezelfde stam zijn geïnfecteerd.

– Polymyxine is een sterk neuro- en nefrotoxisch middel. Over de resorptie via het slijmvlies van de luchtwegen is ons niets bekend. Omdat tobramycine wel wordt geresorbeerd na vernevelen (wij hebben soms binnen 1 uur na vernevelen van 80 mg concentraties in het serum tot 5 µg.m.-1 gemeten), houden wij rekening met de mogelijkheid dat na verneveling potentieel toxische concentraties van polymixine kunnen ontstaan.

M.J. van Toorn
K.F. Kerrebijn
Literatuur
  1. Michel MF. Aminoglycosiden. Pharm Weekbl 1984; 119:662-6.

  2. Møller NE, Eriksen KR, Feddersen C, et al.Chemotherapy against Pseudomonas aeruginosa incystic fibrosis. A study of carbenicillin, azlocillin or piperacillin incombination with tobramycin. Eur J Respir Dis 1982; 63:130-9.

Bijlage