Torticollis nasopharyngealis (syndroom van Grisel)

B.J.
Vortman

Ik las met belangsteling het artikel van Paping et al. (1985; 1787-90) alsmede de ingezonden reactie van Van Delft en Geus met het antwoord van de auteurs (1985; 2472). Ik heb vier patiënten gezien bij wie ik de diagnose ‘syndroom van Grisel’ heb gesteld. 1 Hoewel allen de beschreven torticollisstand van de halswervelkolom hadden met röntgenologisch een éénzijdige (sub)luxatiestand C.1-C.2, kon ik klinisch, noch röntgenologisch instabiliteit vaststellen. Na de acute fase wordt niet meer geklaagd over pijn, wel over bewegingsbeperking en stijfheid waarbij bij onderzoek de rotatie van het hoofd in de richting van het ge(sub)luxeerde gewricht vooral beperkt bleek. In geen der vier gevallen was sprake van een indicatie voor manipulatie, op een wijze zoals de klassieke manuele geneeskunde pleegt te stellen;23 de aanwezigheid van een (sub)luxatie is altijd een contra-indicatie voor een manipulatie (welke niet verward dient te worden met repositie). Dat dergelijke patiënten wel te behandelen zouden zijn door middel van behandelingstechnieken volgens de orthomanipulatie, lijkt me uiterst twijfelachtig.4 Rest me nog op te merken dat de eer de naam van dit ziektebeeld te dragen eigenlijk toekomt aan Malgaigne.5

B.J. Vortman
Literatuur
  1. Grisel P. Enucleation de l'atlas et torticollisnasopharyngien. Presse Med 1930; 38: 50-3.

  2. Lewit K. Manuelle Medizin im Rahmen der medizinischenRehabilitation. Leipzig: Barth, 1977.

  3. Vortman BJ. Manuele geneeskunde van de wervelkolom. DeelII, Kliniek. Eindhoven, 1985.

  4. Sickesz M. Orthomanipulatie. Leiden: Stafleu,1981.

  5. Malgaigne JF. Die Knochenbrüche und Verrenkungen.(naar C.G.Burger Bd. II. Stuttgart: Rieger, 1856).

Bijlage