In zijn klinische les (1986;3-6) noemt Lammes een aantal mogelijke verklaringen voor ‘verbluffende genezingsresultaten van alternatieve therapie’. Eén mogelijkheid mis ik, en dat is, dat de gemoedstoestand van de patiënt van invloed zou kunnen zijn. Bij ontstekingen is het wel bekend, dat de wil om beter te worden een gunstige invloed heeft. Ook zijn er voldoende verhalen in omloop over ongeneeslijk zieken die hun sterven wisten uit te stellen om nog éénmaal een geliefde persoon te kunnen ontmoeten.
Is het daarom vreemd te veronderstellen, dat niet alleen angst en woede met interne secretie te maken hebben, maar àlle gemoedstoestanden, ook hoop en vertrouwen? En zou het niet zo kunnen zijn, dat de interne secretie bij hoop en vertrouwen een iets slechter milieu is voor de ontwikkeling van tumoren? Een bewijs door het vergelijken van groepen patiënten zal nooit geleverd kunnen worden, omdat geen arts in twijfelgevallen bij de patiënt hoop en vertrouwen niet zal willen stimuleren. Maar wel acht ik van belang te zoeken naar eventuele veranderingen in het ‘milieu interne’ van ‘gelovige’ Moerman-patiënten. Wie weet opent dat nieuwe gezichtspunten.
Met collega Colenbrander ben ik van mening dat er waarschijnlijk nog vele onbekende factoren zijn die een invloed hebben op het ziektebeloop van kwaadaardige tumoren. Zolang er over deze invloeden nog geen zekerheid bestaat, lijkt het raadzaam om bij miraculeuze genezingsresultaten eerst kritisch alle gegevens over diagnose en ziektebeloop opnieuw te beoordelen. Pas daarna kan de invloed van tot nu toe onbekende invloeden worden overwogen. Te vaak wordt de omgekeerde weg bewandeld.
Wondergenezing?
In zijn klinische les (1986;3-6) noemt Lammes een aantal mogelijke verklaringen voor ‘verbluffende genezingsresultaten van alternatieve therapie’. Eén mogelijkheid mis ik, en dat is, dat de gemoedstoestand van de patiënt van invloed zou kunnen zijn. Bij ontstekingen is het wel bekend, dat de wil om beter te worden een gunstige invloed heeft. Ook zijn er voldoende verhalen in omloop over ongeneeslijk zieken die hun sterven wisten uit te stellen om nog éénmaal een geliefde persoon te kunnen ontmoeten.
Is het daarom vreemd te veronderstellen, dat niet alleen angst en woede met interne secretie te maken hebben, maar àlle gemoedstoestanden, ook hoop en vertrouwen? En zou het niet zo kunnen zijn, dat de interne secretie bij hoop en vertrouwen een iets slechter milieu is voor de ontwikkeling van tumoren? Een bewijs door het vergelijken van groepen patiënten zal nooit geleverd kunnen worden, omdat geen arts in twijfelgevallen bij de patiënt hoop en vertrouwen niet zal willen stimuleren. Maar wel acht ik van belang te zoeken naar eventuele veranderingen in het ‘milieu interne’ van ‘gelovige’ Moerman-patiënten. Wie weet opent dat nieuwe gezichtspunten.
Met collega Colenbrander ben ik van mening dat er waarschijnlijk nog vele onbekende factoren zijn die een invloed hebben op het ziektebeloop van kwaadaardige tumoren. Zolang er over deze invloeden nog geen zekerheid bestaat, lijkt het raadzaam om bij miraculeuze genezingsresultaten eerst kritisch alle gegevens over diagnose en ziektebeloop opnieuw te beoordelen. Pas daarna kan de invloed van tot nu toe onbekende invloeden worden overwogen. Te vaak wordt de omgekeerde weg bewandeld.