In de interessante klinische les van collega Westerhof (1985;2435-8) wordt de indruk gewekt, mede door de drie ziektegeschiedenissen, dat het verhoogde risico van infectieuze endocarditis juist bij mechanische hartklepprothesen bestaat. Het risico van endocarditis bij patiënten met biologische hartklepprothesen is ook duidelijk verhoogd. Omvangrijke klepinsufficiëntie die hierdoor kan ontstaan, bevindt zich dan meestal niet aan de klepring, maar aan de klepslippen. Er ontstaat dan een versnelde degeneratie met gaten in de slippen of scheuren aan de basis van een slip.12 Gevolgen zoals verhoogde morbiditeit en sterfte zijn, zoals collega Westerhof terecht stelt, het beste te voorkomen met profylactische maatregelen. Dit gelt niet alleen voor patiënten met mechanische klepprothesen maar ook voor patiënten met biologische klepprothesen.
Mocht in de klinische les, ten onrechte, de indruk zijn gewekt dat een infectieuze endocarditis slechts bij mechanische klepprothesen voor zou komen, dan ben ik collega De Bruin dankbaar voor zijn toevoeging. Het is inderdaad zo dat bij bioprothesen waarschijnlijk dezelfde kans op een infectieuze endocarditis bestaat als bij andere klepprothesen. Een klein voordeel is echter, zoals collega De Bruin al aangeeft, dat de infectie zich dan meestal op de cuspis bevindt en niet aan de klepring. Belangrijke loslating van de klep komt daardoor minder vaak voor en het betreft meestal destructie van de klep en (of), zoals wij ook hebben waargenomen, afsluiting van het ostium door de infectie. Dit laatste geeft meestal symptomen die meer vergelijkbaar zijn met infectie van eigen kleppen, zodat in het algemeen wat minder ernstige hemodynamische problemen ontstaan.
M.J.F.M. de Bruin
P.W. Westerhof
Literatuur
Bruin MJ de, Lacquet LK, Scotnicki SH, Vincent JG, Meer JJvan der. Reoperations for prosthetic heart valve replacement. ThoracCardiovasc Surg 1986; ter perse.
Klövekorn WP, Struck E, Holper K, Meisner H, SebeningF. Causes of valve failure and indications for reoperations afterbioprosthetic cardiac valve replacement. In: Cohn, ed. Cardiac bioprosthesis.Proceedings 2nd international symposium. Yorke Medical Books 1982;530-8.
Gevolgen van de vooruitgang
In de interessante klinische les van collega Westerhof (1985;2435-8) wordt de indruk gewekt, mede door de drie ziektegeschiedenissen, dat het verhoogde risico van infectieuze endocarditis juist bij mechanische hartklepprothesen bestaat. Het risico van endocarditis bij patiënten met biologische hartklepprothesen is ook duidelijk verhoogd. Omvangrijke klepinsufficiëntie die hierdoor kan ontstaan, bevindt zich dan meestal niet aan de klepring, maar aan de klepslippen. Er ontstaat dan een versnelde degeneratie met gaten in de slippen of scheuren aan de basis van een slip.12 Gevolgen zoals verhoogde morbiditeit en sterfte zijn, zoals collega Westerhof terecht stelt, het beste te voorkomen met profylactische maatregelen. Dit gelt niet alleen voor patiënten met mechanische klepprothesen maar ook voor patiënten met biologische klepprothesen.
Mocht in de klinische les, ten onrechte, de indruk zijn gewekt dat een infectieuze endocarditis slechts bij mechanische klepprothesen voor zou komen, dan ben ik collega De Bruin dankbaar voor zijn toevoeging. Het is inderdaad zo dat bij bioprothesen waarschijnlijk dezelfde kans op een infectieuze endocarditis bestaat als bij andere klepprothesen. Een klein voordeel is echter, zoals collega De Bruin al aangeeft, dat de infectie zich dan meestal op de cuspis bevindt en niet aan de klepring. Belangrijke loslating van de klep komt daardoor minder vaak voor en het betreft meestal destructie van de klep en (of), zoals wij ook hebben waargenomen, afsluiting van het ostium door de infectie. Dit laatste geeft meestal symptomen die meer vergelijkbaar zijn met infectie van eigen kleppen, zodat in het algemeen wat minder ernstige hemodynamische problemen ontstaan.
Bruin MJ de, Lacquet LK, Scotnicki SH, Vincent JG, Meer JJvan der. Reoperations for prosthetic heart valve replacement. ThoracCardiovasc Surg 1986; ter perse.
Klövekorn WP, Struck E, Holper K, Meisner H, SebeningF. Causes of valve failure and indications for reoperations afterbioprosthetic cardiac valve replacement. In: Cohn, ed. Cardiac bioprosthesis.Proceedings 2nd international symposium. Yorke Medical Books 1982;530-8.