De collega's De Rooy, Meeuwissen en Stoks-van den Boom beschrijven de resultaten van een enquête onder 232 vrouwen bij wie een episiotomie was verricht of bij wie een ruptuur was ontstaan tijdens de bevalling (1985;2263-5). Een controlegroep was samengesteld uit 100 vrouwen bij wie tijdens de bevalling geen perineumletsel was ontstaan. De auteurs vonden dat een episiotomie de eerste acht dagen na de bevalling duidelijk meer pijn gaf dan een perineumruptuur. Het percentage vrouwen met pijn na een perineumruptuur kwam overeen met het percentage vrouwen met klachten in de groep met een gaaf perineum. Dit laatste verbaast ons. Deze bevinding is in tegenspraak met de literatuur;12 dit geldt ook voor de constatering dat er geen toename van dyspareunie als gevolg van het perineumlitteken optreedt.3 Misschien speelt de geringe respons in de controlegroep (52) hierbij een rol; vrouwen met klachten zullen eerder geneigd zijn te reageren dan zij die geen klachten hebben. De auteurs melden niet of er onderscheid gemaakt wordt in pijnbeleving tussen de groep met een eerste-graadsruptuur en de groep met een tweede-graadsruptuur. Zo ja, wat zijn hun bevindingen in deze?
Met het advies de subjectieve gevolgen van een episiotomie te betrekken in de beslissing ‘wel of geen episiotomie’ kunnen wij ons volledig verenigen. Het risico van een derde-graadsruptuur is bij een ongecompliceerde bevalling met of zonder episiotomie bijzonder klein. In een binnenkort te publiceren multicentrisch onderzoek betreffende 48.430 ongecompliceerde vaginale bevallingen werd in twee van de deelnemende ziekenhuizen zelfs duidelijk vaker een derde-graadsruptuur aangetroffen indien een episiotomie was verricht. In één ziekenhuis was het omgekeerde het geval en in twee ziekenhuizen was er geen aantoonbaar verschil. Deze gegevens vormen, naast de door de auteurs aangetoonde grotere morbiditeit na episiotomie in de eerste week post partum, mede een krachtig argument voor een restrictief episiotomiebeleid.
Met belangstelling lazen wij de reactie van de collegae Heidemann, Weijmar Schultz en Aarnoudse. In het door ons beschreven onderzoek werd na acht dagen een vergelijking gemaakt in pijnbeleving tussen vrouwen met een intact perineum en vrouwen met een gehechte perineumruptuur of episiotomie, dit in tegenstelling tot het onderzoek van Harrison et al., waarin de pijnbeleving in de eerste vier dagen post partum werd bestudeerd.1 In de registratie van gegevens werd wel onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweede-graadsrupturen. Er werd geen duidelijk verschil gevonden in pijnbeleving. Wij zijn zeer benieuwd naar de uiteindelijke resultaten van het door de collegae Heidemann et al. genoemde onderzoek.
R. Heidemann
W.C.M. Weijmar Schultz
J.G. Aarnoudse
C.G.M. de Rooy
J.H.J.M. Meuwissen
E. Stoks-van den Boom
Literatuur
Harrison RF, Brennan M, North PM, Reed JV, Wickham EA. Isroutine episiotomy necessary? Br Med J 1984; 288: 1971-5.
Sleep J, Grant A, Garcia J, Elbourne D, Spencer J,Chalmers I. West Berkshire perineal management trial. Br Med J 1984; 289:587-90.
Woinarsky JE, Wright J. Episiotomy (Correspondence). BrMed J 1982; 284: 595.
Thacker SB, Banta HD. Benefits and risks of episiotomy; aninterpretive review of the English language literature 1860-1980. ObstetGynecol Surv 1983; 38: 322-38.
Harrison RF. Brennan M, North PM, Reed JV, Wickham EA.Is routine episiotomy necessary? Br Med J 1984; 288:1971-5.
Subjectieve ervaringen na episiotomie
De collega's De Rooy, Meeuwissen en Stoks-van den Boom beschrijven de resultaten van een enquête onder 232 vrouwen bij wie een episiotomie was verricht of bij wie een ruptuur was ontstaan tijdens de bevalling (1985;2263-5). Een controlegroep was samengesteld uit 100 vrouwen bij wie tijdens de bevalling geen perineumletsel was ontstaan. De auteurs vonden dat een episiotomie de eerste acht dagen na de bevalling duidelijk meer pijn gaf dan een perineumruptuur. Het percentage vrouwen met pijn na een perineumruptuur kwam overeen met het percentage vrouwen met klachten in de groep met een gaaf perineum. Dit laatste verbaast ons. Deze bevinding is in tegenspraak met de literatuur;12 dit geldt ook voor de constatering dat er geen toename van dyspareunie als gevolg van het perineumlitteken optreedt.3 Misschien speelt de geringe respons in de controlegroep (52) hierbij een rol; vrouwen met klachten zullen eerder geneigd zijn te reageren dan zij die geen klachten hebben. De auteurs melden niet of er onderscheid gemaakt wordt in pijnbeleving tussen de groep met een eerste-graadsruptuur en de groep met een tweede-graadsruptuur. Zo ja, wat zijn hun bevindingen in deze?
Met het advies de subjectieve gevolgen van een episiotomie te betrekken in de beslissing ‘wel of geen episiotomie’ kunnen wij ons volledig verenigen. Het risico van een derde-graadsruptuur is bij een ongecompliceerde bevalling met of zonder episiotomie bijzonder klein. In een binnenkort te publiceren multicentrisch onderzoek betreffende 48.430 ongecompliceerde vaginale bevallingen werd in twee van de deelnemende ziekenhuizen zelfs duidelijk vaker een derde-graadsruptuur aangetroffen indien een episiotomie was verricht. In één ziekenhuis was het omgekeerde het geval en in twee ziekenhuizen was er geen aantoonbaar verschil. Deze gegevens vormen, naast de door de auteurs aangetoonde grotere morbiditeit na episiotomie in de eerste week post partum, mede een krachtig argument voor een restrictief episiotomiebeleid.
Met belangstelling lazen wij de reactie van de collegae Heidemann, Weijmar Schultz en Aarnoudse. In het door ons beschreven onderzoek werd na acht dagen een vergelijking gemaakt in pijnbeleving tussen vrouwen met een intact perineum en vrouwen met een gehechte perineumruptuur of episiotomie, dit in tegenstelling tot het onderzoek van Harrison et al., waarin de pijnbeleving in de eerste vier dagen post partum werd bestudeerd.1 In de registratie van gegevens werd wel onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweede-graadsrupturen. Er werd geen duidelijk verschil gevonden in pijnbeleving. Wij zijn zeer benieuwd naar de uiteindelijke resultaten van het door de collegae Heidemann et al. genoemde onderzoek.
Harrison RF, Brennan M, North PM, Reed JV, Wickham EA. Isroutine episiotomy necessary? Br Med J 1984; 288: 1971-5.
Sleep J, Grant A, Garcia J, Elbourne D, Spencer J,Chalmers I. West Berkshire perineal management trial. Br Med J 1984; 289:587-90.
Woinarsky JE, Wright J. Episiotomy (Correspondence). BrMed J 1982; 284: 595.
Thacker SB, Banta HD. Benefits and risks of episiotomy; aninterpretive review of the English language literature 1860-1980. ObstetGynecol Surv 1983; 38: 322-38.
Harrison RF. Brennan M, North PM, Reed JV, Wickham EA.Is routine episiotomy necessary? Br Med J 1984; 288:1971-5.