Subjectieve ervaringen na episiotomie

A.J.J.
de Bruin

Het getuigt van grote interesse en persoonlijke betrokkenheid wanneer ervaren obstetrici in deze tijd van zgn. high tech-verloskunde aandacht besteden aan pijnervaring tijdens en na een episiotomie (1985;2263-5). Pijn mag dan een raadselachtige subjectieve beleving zijn, een soort privé-bezit van persoonlijke uiting van mens-zijn, er kan veel tegen gedaan worden. Daarvoor is inventarisatie door middel van een enquête een goed uitgangspunt indien daarbij de nodige objectiviteit (eenvormig en aselectief) in acht wordt genomen.

Het formeren van een controlegroep bestaande uit voor het merendeel multiparae zonder perineumletsel, waarbij alle kinderen vanuit hoofdligging (flexie?) geboren werden tegenover een onderzoeksgroep bestaande uit voornamelijk primiparae, van wie 23 per kunstbevalling beviel, terwijl in 7 een stuitbevalling plaatsvond, komt onevenwichtig voor. Omdat verschillende medewerkers betrokken waren bij de baring zou men gaarne wat meer vernemen over het gevoerde beleid bij de psychoprofylactische voorbereiding. Waren de vader en de pasgeborene voor de moeder (buitenlandse?) voelbaar aanwezig bij het hechten? Waarom werd steeds de mediolaterale episiotomie toegepast, terwijl de mediane episiotomie in veel mindere mate de anatomische continuïteit van de bekkenbodem verbreekt,1 maar ook minder pijnlijk is en sneller geneest? De enquête bracht duidelijk aan het licht dat het sluiten van de wond zelf door een kwart van de vrouwen als matig of erg pijnlijk werd ervaren. Waarom was de infiltratietechniek verschillend en zelfs onvoldoende? De anatomie (3 takken) en de techniek van een efficiënte N. pudendus-blokkade mogen toch als genoegzaam bekend worden beschouwd.2

Ook de pijn na episiotomie is een ernstig probleem; in de enquête gaf 37 veel pijn aan (infectie?) en had 63 behoefte aan geneesmiddelen. Reeds om deze redenen is profylactische episiotomie als een routine-ingreep niet aangewezen.

Het wordt tijd, dat in de verloskundige organisatie de vrouw zelf inspraak krijgt in het restrictieve beleid rondom een episiotomie.

Gaarne danken wij collega De Bruin voor zijn opmerkingen. In onze kliniek wordt inderdaad meestal voor een mediolaterale incisie gekozen. Terecht vraagt collega De Bruin wat meer aandacht voor de mediane episiotomie. De indicaties voor mediane episiotomie zijn echter beperkt. Indien er duidelijk ruimte nodig is, bijvoorbeeld bij stuitligging of vaginale kunstverlossing, is een mediane episiotomie niet aangewezen. Er is een aanzienlijk risico voor totaalruptuur. Dit risico is zelfs hoger dan wanneer er geen episiotomie werd verricht. Indien men toch een indicatie voor een mediane episiotomie heeft, is het de vraag of het gewoon laten ruptureren van het perineum niet beter is.

Met collega De Bruin zijn wij van mening dat er geen plaats is voor een profylactische episiotomie als routine-ingreep. De subjectieve ervaringen na episiotomie zijn van dien aard dat een terughoudend episiotomiebeleid aanbeveling verdient.

A.J.J. de Bruin
C.G.M. de Rooy
J.H.J.M. Meuwissen
E. Stoks-van den Boom
Literatuur
  1. Blok S de. Spatial architecture of musculo-fibrous tissuein the pelvic region. Amsterdam: 1982. Proefschrift.

  2. Klink EW. Perineal nerve block: an anatomic and clinicalstudy in the female. Obstet Gynecol 1953; 1: 137.

  3. Thaker B, Banta H. Benefits and risks of episiotomy: aninterpretative review of the English language literature. 1860-1980. ObstetGynecol Surv 1983; 38: 322-38.

Bijlage