Heeft ultrageluid neveneffecten?

C.
Lucas

Met grote belangstelling lazen wij het artikel van Bom et al. (1985;2150-4). Zij wijzen hierin terecht op het feit dat bij hogere doses ultrageluidsenergie op moleculair niveau beschadiging zou kunnen optreden. De intensiteit van de ultrageluidsbundel die door de transducer uitgezonden wordt, kan zowel in tijd als in ruimte variëren. Om uitspraken te doen over de totale energie die gedurende langere tijd aan de patiënt wordt geappliceerd, is het belangrijk het ultrageluidsvermogen te beschouwen in afhankelijkheid van ruimte en tijd. Het is in dat kader onzes inziens onontbeerlijk om naast de door Bom et al. gedefinieerde intensiteiten SATA (spatial average, temporal average), SPTA (spatial peak, temporal average) en SPTP (spatial peak, temporal peak) eveneens de effective radiation area(ERA)-waarde en de beam nonuniformity ratio(BNR)-waarde te vermelden.

ERA-waarde

Binnen de (fysio)therapie wordt de intensiteit aangegeven met de effectieve intensiteit (Ieff.). Deze is gedefinieerd als het totale ultrageluidsvermogen gedeeld door een omschreven bundeldoorsnede. De bundeldoorsnede die voor de bepaling van Ieff. belangrijk is, wordt het effectief stralende oppervlak effective radiation area (ERA) genoemd, en uitgedrukt in cm². De ERA zal kleiner zijn dan de (opgegeven) nominale waarde, hetgeen tot gevolg heeft dat bij het kleiner worden van de ERAnom. de effectieve intensiteit (Ieff.) zal toenemen.

Ieff.(nom.) = Peff.(nom.)ERAnom.

BNR-waarde

Ultrageluidsbundels zijn veel minder homogeen dan men zich dikwijls voorstelt.1 Zowel dwars op als langs de bundelas varieert de intensiteit; plaatselijk kunnen in de bundel hoge piekintensiteiten voorkomen. De BNR is gedefinieerd als de verhouding van de grootste optredende SPTA ergens in de bundel en over de ERAeff. gemiddelde intensiteit.

BNR = SPTAIeff.

Bij een BNR-waarde groter dan 1 zal een plaatselijke intensiteit optreden, die het produkt is van de grootheden Ieff. en de BNR-waarde zelf, die groter zal zijn dan de ingestelde intensiteit op het apparaat. In de praktijk ligt de BNR-waarde vrijwel steeds tussen 2 en 6, soms zijn er waarden oplopend naar 10.1 De BNR-waarde geeft aan hoe groot de intensiteit in het weefsel kan worden; om de kans op weefselbeschadiging zo gering mogelijk te houden, is het belangrijk de BNR-waarde zo laag mogelijk te houden. Voor therapeutische toepassing op dieper gelokaliseerde structuren geldt bovendien dat de intensiteit hoger ingesteld dient te worden dan bij de behandeling van oppervlakkiger weefsel noodzakelijk is. Dit impliceert dat bovenliggende, niet gelaedeerde structuren een hogere dosis ultrageluidsenergie ontvangen dan de werkelijk aangetaste regio. Zonder zich schuldig te maken aan ‘nutteloze opwinding’, moet men zich toch afvragen of dieper gelokaliseerde aandoeningen tot een veilig indicatiegebied voor therapeutische ultrageluidsapplicaties mogen worden gerekend.

Tenslotte dient te worden opgemerkt dat de opvatting, dat een ‘warmte-effect juist de opzet van de behandeling’ zou zijn, binnen de fysiotherapie in Nederland wat betreft de ultrageluidstherapie ter discussie staat en dat hieromtrent vooralsnog geen opinio communis bestaat.

C. Lucas
R. van Ewijk
Literatuur
  1. Rapport Medisch Technologische Dienst TNO, MTD-8518 1985;14-54.

Bijlage