Samenvatting
Doel
Inzicht verkrijgen in de kosteneffectiviteit van nieuwe mogelijkheden voor preventie.
Opzet
Systematische review en interviews.
Methode
Op grond van screening van de literatuur, analyse van het projectendatabestand van ZonMw en interviews van experts stelde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu een lijst op van nieuwe preventieve interventies die mogelijk kosteneffectief en in Nederland niet systematisch ingevoerd waren. Hieruit werden 21 interventies geselecteerd waarover 3 of meer kwalitatief goede kosteneffectiviteitsstudies waren verschenen en waarvan de kosteneffectiviteit gunstig was (< € 20.000,– per gewonnen voor kwaliteit gecorrigeerd levensjaar (QALY)).
Resultaten
Het merendeel van de beschreven interventies betrof vaccinaties en screeningsprogramma’s (7 respectievelijk 5). Veel minder interventies werden gevonden in de domeinen gezondheidsbevordering en -bescherming (1 respectievelijk 3). Er waren 5 interventies met zowel sterk bewijs voor kosteneffectiviteit als een goede haalbaarheid van implementatie, te weten: screening van adolescenten op Chlamydia, screening op diabetische retinopathie, screening van zwangeren met combinatiestrategie ter preventie van neonatale groep B-streptokokkeninfectie, hartrevalidatie na een hartinfarct ter preventie van een recidief en het dragen van fietshelmen door kinderen ter preventie van hoofdletsel.
Conclusie
Alvorens tot implementatie over te gaan, moet aangetoond zijn dat deze interventies ook kosteneffectief zijn in de Nederlandse situatie.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1329-34
(Geen onderwerp)
Baarn, juni 2008,
In het artikel van Van den Berg et al. lijken ‘bewijskracht voor kosteneffectiviteit’ en ‘oordeel over haalbaarheid van implementatie’ nagenoeg gelijk te worden gewogen (2008:1329-34). Het blijft onduidelijk op welke wijze de auteurs tot hun oordeel over de haalbaarheid van implementatie kwamen. Implementatie is een cruciaal onderdeel van preventiebeleid. Dit hangt samen met ontwikkelingen op het gebied van preventie en in de aandacht hiervoor. Ook invloed op het belang van implementatie hebben verschuivingen in rollen, bijvoorbeeld het belang dat zorgverzekeraars hebben bij een goede gezondheid van de verzekerde en het aandeel van huisartsen in de uitvoering van preventiebeleid, en verschuivingen in verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld de zelfredzaamheid van individuele burgers en commerciële aanbieders van preventiediensten. Zo is het niet onwaarschijnlijk dat de haalbaarheid verandert wanneer men ook nieuwe mechanismen, zoals commerciële aanbieders van preventiediensten, betrekt in de analyse.
De snelle opkomst van nieuwe media zoals internet en mobiele telefoon betekent veel op het gebied van onder andere op maat gesneden informatievoorziening en gezondheids- en leefstijlcoaching. Een toenemende hoeveelheid bewijs ondersteunt praktijknormen (‘best practises’) op het gebied van persoonsspecifieke preventie.1 Kennis van en ervaring met deze ontwikkelingen dienen door beleidsmakers te worden meegenomen in hun overwegingen en beslissingen om optimaal gebruik van deze nieuwe mogelijkheden te kunnen maken. Deze nieuwe mechanismen mogen niet meer als voorbijgaande (ICT-)trends gezien worden, maar zijn waardevolle instrumenten die – mits lege artis ingezet – in meer effectieve interventies zullen resulteren.
De gezondheidszorg kenmerkt zich door een uiterst trage adoptiesnelheid van innovaties, zowel medisch-inhoudelijk als technologisch.2 Hoopgevend is dat zorginstellingen, overheden en onderzoekscentra zich vaker richten op de veranderkundige aspecten van zorgkwaliteit (onder andere ZonMw). Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu kan zich met oog op effectieve preventie laten inspireren door de verander- en innovatiekunde en -kennis die ons land rijk is.
Keijser WA, Lange M de, Florijn R. Persoonsspecifieke zorg. Strategische uiteenzetting van ontwikkelingen, belangen, mogelijkheden en aandachtspunten. Ede: Stichting VitaValley; 2008.
Grol R, Wensing M. Implementatie: effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2006.
(Geen onderwerp)
De auteurs zien af van een antwoord.