Samenvatting
Twee mannelijke zuigelingen, 6 en 2 maanden oud, kinderen van allochtone ouders, werden met sufheid en diarree opgenomen. Beide patiënten hadden een ernstige hypernatriëmie. De ene overleed tijdens het inbrengen van een infuus en de andere kreeg convulsies en vertoonde uitgebreide cerebrale bloedingen met ernstige neurologische schade. Aan beide kinderen was wegens diarree door de ouders op advies van de arts orale-rehydratievloeistof toegediend. Het poeder werd door de ouders in veel te weinig water opgelost, waardoor een oplossing was ontstaan die respectievelijk 7 en 2 keer zo sterk was als ze behoorde te zijn. Zorgvuldige uitleg over het gebruik en de bereidingswijze van orale-rehydratievloeistof is van groot belang, in het bijzonder bij een taal-cultuurbarrière.
(Geen onderwerp)
Hellevoetsluis, februari 1993,
Met veel belangstelling heb ik het artikel van de collegae Vreede en Van der Vorst (1993: 365-6) gelezen. Zorgvuldige uitleg omtrent gebruik en bereidingswijze van orale-rehydratievloeistof (ORS) is noodzakelijk, vooral bij patiënten met een andere culturele achtergrond. Daarbij is ook van belang na te gaan of degene die ORS klaarmaakt, begrip heeft van de benodigde hoeveelheid water.
Uit onderzoek blijkt dat voor een liter water hoeveelheden van 300 tot 2000 ml kunnen worden gehanteerd.1 Ook wanneer de ORS verpakt is voor hoeveelheden van 200 ml blijft het risico van sterk geconcentreerde ORS-oplossingen bestaan. Bij patiënt A zou dan de oplossing nog 3 keer zo sterk geweest zijn. Zonder uitleg over de bereidingswijze van ORS draagt overschakeling van 500 ml-ORS naar 200 ml-ORS weinig bij tot het voorkómen van complicaties.
Bij voorkeur verpakt men ORS voor die hoeveelheden water welke in een bepaalde cultuur in het huishoudelijk gebruik gangbare maten zijn. Voorbeelden hiervan zijn een fles frisdrank van een liter, van 0,5 of 0,67 l, een mok van 0,2 l enzovoort.12
In geval van diarree moet ter voorkoming van uitdroging direct met vochttoediening worden gestart, zo mogelijk met ORS. Een voorwaarde daarvoor is, dat ORS op eenvoudige wijze verkrijgbaar is; dus bij voorkeur niet op recept. Aan veel gevallen van diarree komt namelijk geen huisarts of specialist te pas. Het op voorschrift verkrijgbaar zijn van ORS biedt geen garantie dat in de apotheek goede uitleg over de bereidingswijze gegeven zal worden. Daarom pleit ik ervoor dat ORS ook zonder recept verkrijgbaar is. Tevens acht ik het gewenst dat er op grote schaal goede voorlichting over toediening en bereidingswijze gegeven wordt, vooral in die bevolkingsgroepen die op basis van sociaal-economische factoren een toegenomen kans op diarree hebben.34 Daarbij valt te denken aan inschakeling van wijkverpleging, gezinsverzorging en verloskundigen en aan inpassing van orale-rehydratietherapie in gezondheidslessen in het basisonderwijs en in buurthuizen; kortom, het is van belang medewerkers in en buiten de gezondheidszorg in te schakelen om correct gebruik van orale-rehydratietherapie op grote schaal te verbreiden, in sommige situaties zelfs ter vervanging van traditionele, potentieel gevaarlijke gewoonten.56 Hopelijk zullen dan trieste situaties zoals in het artikel beschreven zijn, niet meer voorkomen.
Geer ER van der, Prats J. La connaissance et l'utilisation de la réhydratation orale par les mères des enfants de 12 à 23 mois dans le Département du Noun, Cameroun, en mai 1988. Méd Afr Noire 1992; 39: 261-7.
Bennett FJ, Practical therapeutics: training health workers in oral rehydration in diarrhoeal disease. East Afr Med J 1983; 60: 730-3.
El-Mougi M, El-Akkad N, El-Hadi Emam M, Talkhan AM. Evaluation of a programme of teaching mothers the management of acute diarrhoea. J Trop Pediatr 1986; 32: 24-5.
Northrup R. The global implementation of ORT. J Diarrhoeal Dis Res 1987; 5: 265-9.
Merson MH. Oral rehydration therapy – from theory to practice. WHO Chron 1986; 40: 116-8.
Tuga S, Pinto A, Scheer P, Ebrahim GJ, Abel R, Mukherjee D. Does health intervention ameliorate the effects of poverty-related diseases? – III. Propagating the use of oral rehydration in diarrhoea. J Trop Pedriatr 1986; 32: 14-6.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, februari 1993,
Collega Van der Geer hanteert een iets andere invalshoek bij het aangeven van richtlijnen om fouten in het bereiden van orale-rehydratievloeistof te voorkomen. Wij kunnen ons ook geheel vinden in deze richtlijnen. De belangrijkste boodschap welke wij met ons artikel hebben willen doen overkomen is dat het van het grootste belang is om veel aandacht te besteden aan de uitleg omtrent het bereiden van de orale-rehydratievloeistof. Het maakt dan mogelijk niet uit door wie deze uitleg wordt gegeven, als de uitleg maar juist wordt gegeven en als maar gecontroleerd wordt of de uitleg ook goed begrepen is. Een ieder die een orale-rehydratievloeistof voorschrijft, in welk geval dan ook, dient zich de gevaren te realiseren welke kunnen ontstaan bij een onjuist gebruik of een onjuiste bereidingswijze.