Samenvatting
Beschreven wordt een retrospectief onderzoek naar de resultaten van de behandeling van 46 patiënten met een cervicaal radiculair syndroom door een cervicale hernia nuclei pulposi of spondylartrose door anterieure discectomie gevolgd door spondylodese met uit de bekkenkam verkregen bot. Bij 38 van hen (83) ontstond na de operatie een verbetering, bij 34 (74) was de ingreep een succes. Ernstige complicaties werden niet gezien, de meeste complicaties deden zich voor bij de donorplaats.
Enkele ontwikkelingen met betrekking tot deze ingreep worden beschreven. Gezien de bovengenoemde complicaties rijst de vraag of deze ingreep nog met een autoloog bottransplantaat moet worden uitgevoerd.
(Geen onderwerp)
Zwolle, augustus 1989,
In het artikel van Van den Bent et al. wordt naar aanleiding van 46 patiënten over de behandeling van het cervicale radiculaire syndroom door middel van de anterieure discectomie met spondylodese bericht (1989;1550-4).
De resultaten van een dergelijke operatie zijn alle vele malen naar aanleiding van veel grotere groepen patiënten beschreven, en wat betreft de resultaten is er niets nieuws onder de zon. Opmerkelijk is, dat maar liefst de helft van de patiënten klachten had die samenhingen met het wegnemen van een botspaan uit de bekkenkam. Bij 7 patiënten (15%) bestonden de klachten nog ten tijde van het na-onderzoek. Terecht rijst bij de auteurs dan ook de vraag ‘of het raadzaam is deze ingreep te laten volgen door een spondylodese met een autoloog bottransplantaat’. Zij concluderen dan, dat ‘wellicht alternatieve methoden, zoals discectomie zonder spondylodese of het gebruik van botcement bij de spondylodese te prefereren (zijn). Toekomstig onderzoek zal dit moeten uitwijzen’.
In deze laatste zin schuilt de aanleiding tot deze reactie. Voor degenen die de overtuiging koesteren, dat een discectomie alleen voldoende is, zal hetgeen hierover gepubliceerd is (ook de auteurs verwijzen hiernaar) voldoende zijn.1-3 Wat betreft de spondylodese met botcement (polymethylmethacrylaat), ook hierover bestaat sinds het begin van de jaren zeventig voldoende ervaring naar aanleiding van vele honderden patiënten in een aantal ziekenhuizen, zodat de laatste zin van het artikel, waarmee ik mij overigens goed kan verenigen, kan vervallen.4-7
Bertalanffy H, Eggert H-R. Clinical long-term results of anterior discectomy without fusion for treatment of cervical radiculopathy and myelopathy. Acta Neurochir (Wien) 1988; 90: 127-35.
Cuatico W. Anterior cervical discectomy without interbody fusion: an analysis of 81 cases. Acta Neurochir (Wien) 1981; 57: 269-74.
Rosenorn J, Hansen EB, Rosenorn M. Anterior cervical discectomy with and without fusion. J Neurosurg 1983; 59: 252-5.
Bettag W, Grote W. Die ventrale Fusionsbehandlung zervikaler Luxationsfrakturen. Verh Dtsch Ges Orth Traum 1971; 57.
Bettag W. Operative Behandlung der Halswirbelsaeulenverletzungen. Therapiewoche 1972; 22: 2171.
Clar HE, Bettag W. Klinik der Bandscheibenerkrankungen und Indikationen zur neurochirurgischen Behandlung. Chir Praxis 1975; 19: 413-30.
Zeilstra DJ, Bettag W. Die ventrale zervikale Discektomie und Fusion mit Palacos. Erfahrungen von 1975 bis 1985. In: Bettag W, ed. Neurochirurgie in ausgewahlten Kapiteln. Stuttgart: Hippokrates, 1987.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, september 1989,
Wij danken collega Zeilstra voor zijn reactie. Met hem zijn wij van mening, dat zowel de anterieure discectomie alleen als de anterieure discectomie gevolgd door spondylodese met polymethylmethacrylaat beide goede alternatieven zijn. Het blijft echter de vraag of de operatieresultaten na anterieure discectomie, gevolgd door spondylodese met polymethylmethacrylaat, beter zijn dan na anterieure discectomie alleen; voor zover ons bekend, is dit nooit goed onderzocht.