Samenvatting
De resultaten worden beschreven van vrije weefseltransplantaties bij 89 patiënten, waarbij gebruik gemaakt werd van microchirurgische methoden. De principes van transplantatie van ‘vrije lappen’ worden vermeld. Het belang van goede zorg na de operatie, vooral het voorkomen van trombose in de microchirurgisch geanastomoseerde arterie en vene, wordt benadrukt. Door de ontwikkeling van deze methode is het thans mogelijk patiënten te behandelen d.m.v. een gecompliceerde operatie met een lage morbiditeit en in sommige gevallen met een goed functioneel en esthetisch resultaat.
(Geen onderwerp)
Rotterdam, januari 1987,
Hoewel met grote tegenzin, meen ik commentaar te moeten geven betreffende dit artikel van A.R.Smith en A.Swart (1987;59-65). Hierin worden onder meer de ziektegeschiedenissen en resultaten van 5 patiënten besproken.
De patiënten A, B en D zijn patiënten die bij mij op de afdeling Plastische en Reconstructieve Chirurgie (hoofd: prof.dr.J.C.van der Meulen) van het Ziekenhuis Dijkzigt te Rotterdam onder behandeling zijn gekomen. Het behandelingsplan en de indicatie tot operaties, waaronder de vrije huidlappen, zijn door mij gesteld en de patiënten zijn door mij geopereerd. Collega Smith heeft met zijn specifieke expertise op micro-chirurgisch gebied meegedaan in het behandelend chirurgisch team. Dit ter verduidelijking als gesproken wordt over ‘besloten wij’ (patiënt A), ‘naar ons werd verwezen’ (patiënt B) en ‘bij ons binnengebracht’ (patiënt C).
De patiënten A en D zijn nog bij mij onder behandeling. De getoonde resultaten komen niet overeen met de huidige toestand. Gezien de gewekte suggesties, omissies in de klinische berichtgeving en onjuiste diagnose, wens ik mij volledig te distantiëren van de inhoud van dit artikel en van de auteurs.
(Geen onderwerp)
Vlaardingen, januari 1987,
Naar aanleiding van het ingezonden stuk van collega Vaandrager, deel ik mede dat er bij de patiënten en methoden een omissie is begaan door niet te vermelden dat er enkele van de beschreven patiënten initieel zijn geopereerd op de afdeling Plastische en Reconstructieve Chirurgie in het Ziekenhuis Dijkzigt waar ik in die tijd werkzaam was en verantwoordelijk was voor de microchirurgie.12 Dit gegeven doet echter niets af aan de wetenschappelijke waarde van het oorspronkelijke artikel, wat ook blijkt uit het feit dat het artikel acceptabel gevonden is voor publikatie door de redactie van dit tijdschrift.
Het verbaast mij dat collega Vaandrager zich volledig distantieert van de inhoud van dit artikel, omdat ik over patiënt A reeds in 1982 een artikel schreef met o.a. collega Vaandrager als mede-auteur.3 Overigens is het door de langdurige periode tussen het indienen van het manuscript en de uiteindelijke publikatie (ruim 1 jaar) niet verwonderlijk, dat de resultaten niet overeenkomen met de huidige toestand. Dit is wel vaker het geval bij wetenschappelijke publikaties. Ik neem aan dat collega Vaandrager hiervan op de hoogte is.
De bedoeling van dit artikel was ten slotte om voorlichting te geven aan huisartsen en collega-specialisten over de microchirurgische stand van zaken betreffende weefseltransplantaties in Nederland.
Smith AR, Urk H van, Kort W, et al. Replantaties en revascularisaties van meer dan 100 vingers, handen en benen in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt. [LITREF JAARGANG="1982" PAGINA="1574-82"]Ned Tijdschr Geneeskd 1982; 126: 1574-82.[/LITREF]
Smith AR, Sonneveld GJ, Meulen JC van der. Teen-duimoverplanting in het Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt. [LITREF JAARGANG="1982" PAGINA="1857-62"]Ned Tijdschr Geneeskd 1982; 126: 1857-62.[/LITREF]
Smith AR, Urk H van, Vaandrager M, Meulen JC van der. Treatment of a large hemangioma in the head and neck region. Neck Surg 1983; 5: 263-7.
(Geen onderwerp)
De redactie gaat uit van de goede trouw van auteurs; zij is niet in staat de basisgegevens waarop onderzoek berust te verifiëren, zoals in dit geval de herkomst van de patiënten. Zij baseert zich allereerst op de regels van behoorlijk wetenschappelijk verkeer.
(Geen onderwerp)
Zwolle, januari 1987,
Het artikel van de collegae Smith en Swart heb ik met belangstelling gelezen (1987;59-65). Het geeft een goed inzicht in de mogelijkheden op dit gebied. De resultaten tonen overtuigend aan dat de auteurs deze gecompliceerde reconstructiemethoden uitstekend beheersen.
Het is echter jammer dat 3 van de 5 getoonde voorbeelden doen vermoeden dat de keuze voor de reconstructiemethoden meer werd bepaald door de voorliefde voor deze moderne operatiemethoden dan door een goed inzicht in de aard van de afwijking. Zou bij patiënte B niet een beter resultaat te bereiken zijn (zonder defecten in het donorgebied) met een verlengingsosteotomie van de mandibula, in combinatie met orthodontische behandeling, na het gebruik van ‘weefselexpanders’? De spontane groei van de mandibula is bij meisjes van 14 jaar dikwijls niet groot meer! Bij patiënte D bestaat een hemiatrophia facialis, in de progressieve vorm. Dit is een totaal andere afwijking dan een hemifaciale microsomie (afwijkingen in het 1e en 2e kieuwbooggebied). Vrije microchirurgische vettransplantaten lijken op grond van de aard van de ziekte logischer dan spiertransplantaten. De reconstructie van de afwijking bij patiënte E is ingenieus, doch de foto's en de aard van het letsel doen vermoeden dat er sprake is geweest van een eraan ten grondslag liggende botafwijking die correctie behoefde.
Evenals chirurgie van de pancreas, glandula parotidea of welk orgaan ook, kan microchirurgie pas met vrucht worden toegepast wanneer de eraan ten grondslag liggende aandoening volledig wordt begrepen. Tenzij men zich beperkt tot de regionale plastische chirurgie van orgaansystemen waarvan men de fysiologie en pathologie grondig beheerst, is de samenwerking met orgaanspecialisten onontbeerlijk.
(Geen onderwerp)
Vlaardingen, februari 1987,
De reactie van collega Rittersma heb ik met belangstelling gelezen. Uiteraard is bij de 5 patiënten een multidisciplinaire aanpak onontbeerlijk. Zoals u zult begrijpen, zijn zij ook onderzocht door een kaakchirurg en een orthodontist. Er is toen in overleg besloten om voor de beschreven manier van behandelen te kiezen.
De suggestie voor het gebruik van ‘weefselexpanders’ en vrije microchirurgische vettransplantaten is zeker valide, hoewel ik gezien de grootte van de afwijking betwijfel of deze methoden uitkomst hadden geboden. Wat betreft patiënte E, kan ik u meedelen dat het niet om een vermoeden van een eraan ten grondslag liggende botafwijking gaat, maar dat dit zeker is. Deze afwijking was reeds behandeld bij het initiële trauma elders in het land. Echter, de klacht van patiënte was atrofie van een boven- en onderooglid, wat niets te maken heeft met een botafwijking.
In de geneeskunde kunnen problemen op diverse manieren worden opgelost. Het artikel pretendeert niet te zeggen dat dit soort ziektebeelden absoluut op deze manier behandeld moet worden. Er is gekozen voor de beschreven behandeling. Het zou voor de strekking van het artikel (voorlichting over het gebruik van microchirurgie in weefseltransplantatie) te ver gaan om alle technische details in extenso te bespreken. Ik ben collega Rittersma echter erkentelijk voor zijn opmerkingen, omdat dit de relativiteit van dergelijke nogal gecompliceerde ingrepen aangeeft. Want zoals hij duidelijk weergeeft, het stellen van de indicatie tot het uitvoeren van een microchirurgische ingreep is van vitaal belang.